Toren
Al eeuwenlang domineert de stompe toren van Ransdorp (in een grijs verleden Rarop geheten) het weidse landschap van Waterland. Hoewel het dorp zelf nooit een directe verbinding met open water heeft gehad, fungeerde het gebouw vroeger als oriëntatiepunt voor schepen op de Zuiderzee en het buiten-IJ. Niet alleen overdag, maar ook ’s nachts wanneer de vuurbaak op het platte dak (dat nu als uitkijkpost dient) brandde. Die platte bekroning zal zeker niet de bedoeling geweest van Jan Poyt, de architect. De naar zijn ontwerp opgetrokken bakstenen toren uit ongeveer 1525 is rijk versierd met natuurstenen onderdelen in laat-gotische stijl, maar onvoltooid gebleven. Een spits heeft hij nooit gehad en ook het bijbehorende kerkje is krap bemeten. De economische teruggang omstreeks 1600 en de slappe bodem zijn hiervan de belangrijkste oorzaken geweest. Niettemin is van het wél gebouwde stuk van de toren de welvaart af te lezen die het dorp, dankzij handel en scheepvaart, vóór de opkomst van Amsterdam heeft gekend.

Centrum van melkveehouderij
Op regionaal niveau was Ransdorp economisch en bestuurlijk centrum van de Waterlandse dorpen, waarvan het fraaie, tegenover de toren gelegen raadhuis uit 1652 getuigt. Evenals het oude rijmpje: "Rarop, Rarop, hoogemoed, Durgerdam leit onder de voet, Schellingwoud’ erbij, Nieuwendam is vrij, Buiksloot is allerbest, Kadoelen is een kraaiennest". In de 17de eeuw groeide Ransdorp uit tot centrum van de melkveehouderij en de handel in zuivelproducten, met Amsterdam als onverzadigbare afzetmarkt. Beklim de toren en zie vanaf het platte dak heel Waterland, het IJsselmeer en de skyline van Amsterdam. In de toren is een museale presentatie gewijd aan Ransdorp en de andere dorpen in Waterland. Echt toeristisch is het er nog steeds niet; Ransdorp is nooit een trekpleister geweest zoals Broek in Waterland. Fiets bij mooi weer langs de Weersloot tussen weilanden en wuivend riet door naar Ransdorp, dezelfde route die de bezoeker van vroeger met de Waterlandse melkschuit aflegde.

Ontginningsnederzetting
In tegenstelling tot de meeste andere Waterlandse dorpen is Ransdorp geen dijkdorp, maar vermoedelijk ontstaan als ontginningsnederzetting in het veen. Karakteristiek is de lintbebouwing met merendeels houten huizen langs een smalle doorgaande hoofdweg. Sinds de annexatie door Amsterdam in 1921 kan het dorp bogen op de kleinste ophaalbrug van de hoofdstad, namelijk die over de Kerkelandersloot. Ransdorp heeft nog steeds veel sloten en bruggen, verwijzingen naar het vroegere vervoer over water. Een typisch boottype voor deze streek is de Waterlandse melkschuit, een lang houten vaartuig dat zowel in sloten als op open water kon worden geroeid en gezeild. Toen Ransdorp in de 17de eeuw overschakelde op de melkveehouderij ontstond er een levendig heen-en-weer verkeer met dergelijke schuiten tussen het dorp en de stad. Verse melk en andere zuivelproducten werden dagelijks per melkschuit naar Amsterdam gebracht en daar uitgevent. De reis, die begon in de Weersloot achter het raadhuis, duurde heen en terug zo’n kleine drie uur. Via de sluis bij Nieuwendam werd de oversteek over het IJ gewaagd om uiteindelijk bij de Scheierstoren af te meren. Melkschuiten mochten van de officiële Amsterdamse beurtveren geen passagiers meenemen, maar dat gebeurde wel. Het was een alternatief voor de reiziger die anders vanaf Nieuwendam of Durgerdam naar Ransdorp moest gaan lopen. Waterlandse melkschuiten zijn tot ongeveer 1905 in gebruik gebleven, waarna het transport is overgenomen door modernere vervoermiddelen. Er zijn plannen om in de toekomst weer met melkschuiten te gaan varen, nu niet meer met melk maar met toeristen.

Rembrandt
Rembrandt van Rijn is de beroemdste kunstenaar die Ransdorp heeft afgebeeld. In de periode tussen 1642 en 1647 heeft hij tekeningen gemaakt van de kerk en de stompe toren. Toeval of niet, maar ook zijn toenmalige levenspartner, de weduwe Geertje Dircx, kwam uit Ransdorp. Zij begon als huishoudster en kindermeisje van Rembrandts zoontje Titus. Nadat kort daarop Titus’ moeder, Saskia Uylenburgh, was overleden, leefden Rembrandt en Geertje (in het huis van de schilder, het tegenwoordige Rembrandthuis) als man en vrouw. Een tijdgenoot sprak van een huwelijk van Rembrandt met ‘een boerinnetje uit Ransdorp’. Volgens dezelfde bron was ze klein van stuk, maar ‘welgemaakt van wezen en poezel van lichaam’. Je kunt je bijna niet voorstellen dat Geertje ook niet als model heeft gefungeerd, maar geen van Rembrandts vrouwenportretten is met zekerheid als Geertje Dircx te identificeren. De verhouding was zeer ongelukkig en werd gekenmerkt door ruzie en juridische processen. Uiteindelijk wilde de schilder van zijn lastige Geertje af. Wat Rembrandt vooral stak, was dat zij de sieraden die zij van Saskia had gekregen naar de lommerd had gebracht. Op haar beurt verweet zij hem dat hij zijn huwelijksbelofte aan haar niet nakwam. Mede door het omkopen van Pieter Dircx, Geertjes broer, kreeg Rembrandt de rechtbank in 1649 zo ver dat hij zijn gewezen maîtresse een paar jaar kon laten opsluiten in het tuchthuis in Gouda. Korte tijd later had hij alweer een nieuwe huisgenote: Hendrickje Stoffels. Het is bekend hoe de levens van Rembrandt en Geertje afliepen: hij ging failliet en zij sleet haar levensavond in Ransdorp.