Maurice Boyer, Kroningsoproer 1980.

Maurice Boyer, Kroningsoproer 1980.

De foto’s van Maurice Boyer geven de heftige botsingen tussen krakers en politie prachtig weer: losgerukt trottoir, geïmproviseerde barricades, rookpluimen, vuur, en natuurlijk de mensen, in leren jassen of met witte helmen, die elkaar met stenen en slagstok te lijf gaan. In zekere zin zijn het geen nieuwe beelden: ze doen denken aan de foto’s en prenten van eerdere opstanden. Boyers werk is te plaatsen binnen een lange traditie van de verbeelding van volksopstanden. Ik bespreek er hier twee: de eerste en de grootste.

1535: Religieuze fanatici

Het eerste grote oproer in Amsterdam was het befaamde Wederdopersoproer in 1535. De opstandelingen, vaak uit de onderste bevolkingslaag, hadden zich afgescheiden van de katholieke kerk en bekeerd tot het anabaptisme (‘herdopen’). Ze waren in de veronderstelling dat het einde der tijde was aangebroken. In het holst van de nacht ontdeden ze zich van hun kleren, zich zo bevrijdend van aardse zaken, staken deze in brand en renden naakt door de straten. Ze maakten de indruk gek te zijn geworden. Maar dat deze ‘naaktlopers’ ook daadwerkelijk gevaarlijk waren, bleek op 10 mei. Ze wilden de stad overnemen en onderwerpen aan de leer van de Wederdoop, zoals eerder ook met succes was gebeurd in Münster. De opstandelingen bezetten op deze dag het stadhuis op de Dam, waarbij zelfs een burgemeester – in een poging heldhaftig op te treden – werd doodgeslagen. Toch verkozen de prentenmakers de wederdopers vooral af te beelden als gekke naaktlopers.

Het Wederdopersoproer van 1535. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

Het Wederdopersoproer van 1535. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

1696: Een ontspoord belastingsprotest

Het grootste oproer uit de Amsterdamse geschiedenis is het Aansprekersoproer van 1696. Wat begon als een protest tegen belasting op begraven, eindigde in een uitbarsting van algehele woede onder het volk. Het begon met kleine relletjes, maar liep uit tot een bloederige burgeroorlog. Het protest ontketende zich op de Dam – waar immers nog steeds de gezaghebbers in het stadhuis zetelden – waarna de oproerkraaiers besloten huizen van invloedrijke mensen te plunderen, te beginnen bij dat van de burgemeester. Als laatste was het huis van Isaac de Pinto, een rijke handelaar met connecties in het stadsbestuur, aan de beurt. Inmiddels waren ook veel opportunisten aangehaakt, die hun kans schoon zagen  om zilverwerk en andere kostbaarheden mee te nemen. Maar op dit punt trad de schutterij hardhandig op en de opstand kwam tot een bloederig einde. De relschoppers werden zwaar bestraft om navolging af te schrikken. Twaalf van hen belandden aan de galg – waarvan één in het door hem gestolen tafelkleed – en een aantal werd naar Suriname verbannen.

Het Aansprekersoproer op de Dam bij avond in 1696. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

Het Aansprekersoproer op de Dam bij avond in 1696. Bron: Stadsarchief Amsterdam.

De woeste beelden van oproeren kleuren ons beeld en bevestigen de reputatie van Amsterdam als lastige stad. Maar is dat eigenlijk wel terecht? Op zondag 19 maart geeft historicus Rudolf Dekker een lezing in het Amsterdam Museum over de geschiedenis van oproer en protest in Amsterdam. Onlangs schetste hij ook een overzicht van oproeren in Amsterdam in OpNieuw, bladzijde 14.

Zondag 19 maart 2017 geeft historicus Rudolf Dekker een lezing van 15.00 tot 15.30 uur in het Amsterdam Museum: Lezing: van Beeldenstorm tot Kroningsoproer