De taille ging omhoog en viel van daaraf sluik naar beneden. De meest gedragen kleur was wit. Op de japonnen was spaarzaam versiering te vinden, meestal geborduurde of geplooide randen langs de zoom of op de mouwen. De mouwen waren kort, of liepen lang door tot op de hand. Voor de warmte werden gekleurde sjaals gedragen.

Onder de japonnen, die soms voetvrij waren, werden lage platte schoenen gedragen. Na 1815-1820 keerde de taille langzaam terug naar de natuurlijke plek.

Japon, 1820-1830, katoen

Japon, 1820-1830, katoen

Vanaf 1820 komt de nadruk te liggen op een slanke taille, door brede lange mouwen mouwen en een wijduitstaande rok. De witte japon met lange mouwen in schapenboutmodel heeft een hoge taille met vast ceintuur. In de bovenkant van de mouwen zitten vier linten om maanvormige kussentjes vast te zitten om de mouwen op de vullen. Op de mouwen rust een vaste kraag met punten. Het lijfje is geplooid tot aan de ceintuur. Langs de zoom van de japon zijn oprijgsels met vulkoord gezet, zodat de japon van onder wijder uitstaat.

Japon, model redingote, 1825-1830, katoen

Japon, model redingote, 1825-1830, katoen

Het model lijkt op een redingote, maar is een japon. Een redingote is een type jas, oorspronkelijk gedragen als een jas om in paard te rijden. Verbasterd vanuit het Engels werd de Franse redingote populair vanaf het laatste kwart van de 18de eeuw. De witte japon met lange mouwen, die bovenop geplooid zijn in harmonica plooien, heeft een hoge taille met vast ceintuur. Het lijfje is geplooid vanaf de schouders naar het ceintuur toe. Onder het ceintuur bevinden zich in een verticale lijn middenvoor knoopjes zodat de japon een jas lijkt. De japon is niet gevoerd, alleen de mouwen zijn gevoerd. In de bovenkant van de mouwen zitten vier linten om maanvormige kussentjes vast te zitten om de mouwen op de vullen.