Zowel het kerkje als de poort, zijn opgedragen aan Sint Olof. Maar welke ‘Olof’? Twee heilige heren komen in aanmerking voor deze eer. Allereerst is er Olav, de Noorse koning die zich tot het christendom bekeert. Als Olav in 1030 op heldhaftige wijze sneuvelt, wordt hij heilig verklaard en door schippers en zeelieden als patroonheilige aangenomen. In 1443 ontvangt Amsterdam uit handen van de Deense koning het recht om op Noorwegen handel te drijven. Dat maakt de kandidatuur van de eerste Noorse Christenkoning erg aannemelijk. Het kerkje zou een geschenk aan de Noren kunnen zijn. zodat zij ook hier hun geloof kunnen belijden. De ingang ligt mogelijk niet voor niets naar het havenfront gekeerd. Het zou echter ook zo maar kunnen zijn dat de Brabantse Sint Odulphus, beschermheilige van de dijken, de Zeedijk onder zijn hoede heeft gekregen. Hij deed beslist niet onder voor Olav.

Aan het einde van de vijftiende eeuw staat het kerkje tot drie keer toe in de steigers; tijdens de eerste verbouwing in 1490 wordt het verlengd tot aan de Nieuwebrugsteeg; kort daarna komt er een eerste zijkapel bij; de Jeruzalemkapel. Rond 1500 volgt een tweede.

Na de Alteratie staat het pand enige tijd leeg. In 1586 krijgen kooplieden, die aanvankelijk de kop van de Warmoesstraat en later de Nieuwe Brug als hun werkterrein beschouwen, toestemming om bij regen en kou de Sint Olofskapel en de Oude Kerk als beurs te gebruiken. Daar waar Jezus kort na zijn intocht in Jeruzalem de geldwisselaars de tempel uitdrijft, jaagt oer-Hollands weer ze vele eeuwen later de kerk weer in.

In 1602 komt het bedehuis in handen van de gereformeerden. Zij delen hun kerk met de schuilende handelaren. Tot 1608, dan is de Beurs van Hendrick de Keyser aan het Rokin klaar en behoort de kapel alleen de gereformeerden nog toe. De Olofskapel wordt omgedoopt tot Oudezijdskapel als tegenhanger van de Nieuwezijdskapel, de voormalige Heilige Stede aan de overkant van de Amstel.

Het pand ondergaat een aantal verbouwingen. De laatste grote ingreep vindt rond 1644 plaats. In dat jaar wordt de Jeruzalemkapel afgebroken. De Oudezijdskapel heeft nu de ruimte om uit te kunnen breiden. In 1644 komt er een toegangspoort aan de Zeedijk tot stand. Een boven de ingang aangebracht skelet omringd door doodshoofden, houdt de voorbijganger de vergankelijkheid en de hoop op een beter leven voor. ‘Spes altera vitae’ zo luidt het onderschrift.

In 1912 wordt de laatste hervormde dienst in de Oudezijdskapel gehouden. Daarna krijgt de kapel een aantal uiteenlopende bestemmingen. Eén ervan is kaasbeurs. Na zeer succesvolle vijftiger jaren, verlaten de laatste Edammertjes op 24 juli 1961 het noodlijdende pand. De leegstaande kerk wordt in 1964 wegen instortingsgevaar gesloten. Twee jaar later breekt er een alles verwoestende brand uit. De Vereniging Hendrick de Keyser ontfermt zich over de schamele resten. Restauratie blijft uit hetgeen de stadsarcheologen de gelegenheid geeft om een deel van het terrein te verkennen.

De redding komt in 1991 als de geruïneerde kapel voor het symbolische bedrag van één gulden verkocht wordt aan de Stichting Restauratie Monumenten, die in het Barbizon Hotel een toekomst voor de kapel ziet. Weer is er gelegenheid voor de archeologen om onderzoek te doen. Zij diepen een nog geheel intacte fundering van de verwoeste kapel op. Daarna vindt de ‘wederopbouw’ plaats. Op 8 april 1993 opent het conferentiecentrum van het hotel haar deuren. Het centrum lijkt als twee druppels water op de Sint Olofskapel; de kapel is niet oud maar wel vertrouwd.