Kort vóór haar overlijden op 14 oktober 1654 laat Cornelia weten, dat zij niet in de Presbyteriaanse kerk –de oude kapel die nog tot 1815 als begraafplaats dienst doet– begraven wil worden. Duizend maal liever dan in de ‘ontheiligde kapel’ wil zij het ´breje kerkpad bij de geut´ te ruste worden gelegd. Volgens de legende wordt Cornelia tegen haar nadrukkelijke wens in, toch in het Engelse kerkje bijgezet.

Wonder boven wonder staat haar kist de volgende dag in de goot naast de kapel. Cornelia wordt naar haar openstaande graf teruggebracht. Deze wonderbaarlijke gebeurtenis herhaalt zich twee keer waarna Cornelia op de door haar bij leven en bij dood aangegeven plek begraven wordt. In het Grafboek van het Begijnhof staat daarentegen genoteerd dat zij op 22 oktober 1654 in graf nummer 26 te ruste is gelegd.

In 1727 wordt bij werkzaamheden op het hof daadwerkelijk een klein houten kistje met menselijke resten gevonden. Het ligt aan de voet van het grasveld, in de ´geut´. Op 19 november 1986 wordt er boven het gebroken grafsteentje een gedenkplaat in de tuinmuur gemetseld met de tekst ´Op haar verzoek is hier Begijn Cornelia Arents in de goot begraven, 2 mei 1654´; inclusief schrijffout. Hoewel dit ruim vijf maanden voor haar in het begraafboek genoteerde sterfdag is, wordt Cornelia´s graf toch elk jaar op 2 mei versierd met een kruis van paarse en witte viooltjes. Dit monumentje voor de diep religieuze Cornelia vertelt, evenals de vele reisgidsen, hoe haar trouw beloond wordt. God verhoorde haar gebed.