Het is niet zo dat Amsterdam meer dan 1500 burgemeesters heeft gehad. Tot het eind van de achttiende eeuw kende Amsterdam een jaarlijkse verkiezing van vier burgemeesters, waarbij de zelfde persoon vaker het ambt op zich kon nemen. Zo waren bijvoorbeeld Cornelis Pietersz Hooft (inderdaad, de vader van) en Egbert de Vrij-Temminck het meer dan tien keer. Maar de randvoorwaarden van de mogelijke kandidaten waren eeuwenlang onveranderd: geld, familie en religie speelden een rol en vanzelfsprekend was het altijd een man.

Vrouwen in het Stadhuis

Dat tot en met de negentiende eeuw vrouwen niet in aanmerking kwamen voor het burgermeesterschap zal niemand verbazen. Ze kwamen voor geen enkele officiële functie op het stadhuis in aanmerking. Dat veranderde pas in 1919 toen de eerste vrouwen in de gemeenteraad werden verkozen. Eén van de vijf vrouwelijke raadsleden in 1919 was Carrie Pothuis-Smit, die later ook de eerste vrouw in de Eerste Kamer zou worden. Het was overigens de laatste verkiezing waar vrouwen zelf niet mochten stemmen, terwijl ze zich al wel verkiesbaar mochten stellen.

Het duurde daarna meer dan een halve eeuw tot in 1978 Irene Vorrink de eerste vrouwelijke wethouder van Amsterdam werd. Het wethouderschap duurde maar kort. Haar drugsbeleid leidde tot zo veel weerstand dat ze zich genoodzaakt zag na een jaar weer af te treden. 

Ondertussen zijn vrouwelijke gemeenteraadsleden en wethouders ‘gewoon’ en in het huidige college zitten zelfs wat meer vrouwen dan mannen. En nu, na meer dan 650 jaar mannelijke burgemeesters dus eindelijk een vrouw op die post. Hoewel er al vrouwelijke burgemeesters waren in andere steden en het vrouwen natuurlijk al lang vrijstond te solliciteren naar het hoogste ambt in Amsterdam is het een kwaliteitsinjectie van de hoogste orde, dat het nu daadwerkelijk zover is. Het verdubbelt de mogelijkheden om een goede, fijne en wijze bestuurder te benoemen.