Vlaamse vluchtelingen

Op het eerste gezicht zijn er veel overeenkomsten. Beide families zijn tijdens de Opstand vanuit Vlaanderen naar de Noordelijke Nederlanden gevlucht. De familie Six kwam al eind zestiende eeuw naar Amsterdam. Jacob van Eeghen kwam ‘pas’ in 1662 naar Amsterdam, maar de familie was al eerder naar het noorden gevlucht. Rond 1632 had de eerste Christiaen van Eeghen zich in Aerdenburg gevestigd. Die plaats in (Staats-)Vlaanderen gold als toevluchtsoord voor met name doopsgezinden.

Handelaren in stoffen

Zowel de Sixen als de Van Eeghens begonnen als handelaren. Het bankieren en rentenieren kwam pas later. Beiden handelden in linnen en laken (gemaakt van wol, niet te verwarren met de lakens op je bed). De Sixen verdienden daarnaast veel geld aan het verven van stoffen, terwijl de Van Eeghens het aantal producten waarin ze handelden al snel uitbreidden met zout, wijn, graan etcetera.

Verzamelaars

Beide families hebben al eeuwenlang een grote liefde voor kunst en het verzamelen daarvan. Over smaak valt niet te twisten, maar zakelijk gezien hebben de Sixen het beter aangepakt door vooral zeventiende-eeuwse meesters te verzamelen. Rembrandts portret van Jan Six I is het hoogtepunt van een wereldberoemde kunstcollectie, die nog altijd alleen op afspraak in het familiehuis aan de Amstel te bezichtigen is.

De Van Eeghens begonnen later kunst te verzamelen dan de Sixen, eigenlijk pas bij Christiaan Pieter in de negentiende eeuw. Oude meesters zoals Rembrandt waren toen voor veel verzamelaars al onbetaalbaar geworden, maar bovendien hield Van Eeghen van het moderne. Afgezien van zijn Luyken-collectie verzamelde hij vooral eigentijdse kunst (zie hierover mijn vorige blogje). Nog een belangrijk verschil: Van Eeghen schonk het grootste deel aan het nieuw op te richten Stedelijk Museum, een openbare plek.

Écht chique of maar een beetje

Amsterdam was klein in de negentiende eeuw en de elite was nog veel kleiner. Natuurlijk hebben Christiaan Pieter en zijn tijdgenoot Jan Pieter Six, een groot verzamelaar en kenner van antieke munten, elkaar gekend en misschien ook wel gemogen. Toch zei Mak me desgevraagd dat hij geen bronnen heeft gevonden die wijzen op contacten tussen de twee heren, of überhaupt tussen de twee families.

Ze hoorden allebei wel tot de Amsterdamse elite, maar er bestond een groot verschil tussen de zogenaamde ‘eerste coterie’, waartoe de Sixen als oude regentenfamilie behoorden, en de ‘tweede coterie’, waartoe de Van Eeghens werden gerekend. Ook aanzienlijk, zeker, maar als doopsgezinden hadden ze nooit tot de ‘inner circle’ van de oude Republiek behoord. Dat onderscheid werkte nog lang door in de negentiende eeuw. Het verschil werd nog eens benadrukt toen de familie Six in 1841 officieel bij de adelstand werd ingelijfd. Dat is bij de Van Eeghens nooit gebeurd.

Herengracht 495

Toch delen de twee families veel en één plek in het bijzonder: Herengracht 495. In dat enorme grachtenpand hebben zowel de collectie Six als de schilderijen van Van Eeghen aan de muren gehangen. Daar zit alleen wel wat tijd tussen. Jan Six II kocht het dubbele grachtenhuis in 1707 en liet het later grondig verbouwen. Christiaan Pieter van Eeghen kocht het huis anderhalve eeuw later, in 1857. Veel van zijn twaalf kinderen zijn er opgegroeid en zelf bleef hij er wonen tot zijn dood in 1889. De Sixen en de Van Eeghens waren in de negentiende eeuw geen logische huwelijkspartners, maar het zijn wel historische voordeurdelers.

 

Bekijk hier ook mijn interview met Geert Mak, bij boekhandel Athenaem op het Spui:

 

Wil je meer weten over de kunst van Van Eeghen? Lees dan mijn blog De kunst van Van Eeghen. Romantische schilderijen van een negentiende-eeuwse zakenman.