Paul Arnoldussen hield een mooi verhaal dat begon met een beschouwing over ontspullen.‘Zo heet dat tegenwoordig, als je allerlei dingen, veelal bij het wat ouder worden, kwijt wil. Enfin, menigeen ontspult en als u en ik dat doen, nou ja, laat ik voor mezelf spreken, leidt dat meestal tot warme contacten met de kringloopwinkel. Bij Karin leidt het tot contacten met een museum.’
Toga
Veldhoen wilde Karin van Ringen graag in toga afbeelden, voor zijn serie over mensen in werkkleding. Arnoldussen: ‘Toen Aat Veldhoen Karin portretteerde was ze griffier. Inmiddels, bijna dertig jaar later, is ze al heel lang rechter, maar alleen de kenners zien het subtiele verschil tussen een rechter in toga en een griffier in toga. Gelukkig maar. Als statieportret voldoet het nog uitstekend. Niet alleen door die toga. Karin is verrassend weinig veranderd. En ze vindt het vooral zo aardig dat Aat in haar toen al de rechter zag die ze nog lang niet in zichzelf vermoedde. Ik, rechter?'
Ze leerden elkaar kennen door advocaat Gerard Hamer, destijds Karins partner. Veldhoen schilderde Hamer – in ruil voor juridische assistentie - en ging toen met Karin verder. Dat portretteren van Karin ging niet helemaal van een leien dakje. Een eerste versie voldeed niet. Er zat een spanning in die in de eerste vegen al merkbaar was en er niet meer uitging zei ze onlangs. Over deze tweede waren beide partijen zeer tevreden. Er is nooit sprake van geweest dat ze het zou kopen. Ze had er toen het geld ook niet voor. Toen Aat een paar jaar later financieel wat moeilijk zat vroeg hij haar het te kopen. Dat heeft ze gedaan, en ze heeft er nooit spijt van gehad. ‘
Naakte vrouwen
Paul Arnoldussen noteerde ook Karin’s verhalen over het poseren in het atelier van Veldhoen. ‘Ze vond het aanvankelijk spannend en vooral eng. “Maar ja, toen vond ik alles eng” Het werden gezellige middagen, minstens tien, in dat atelier. Dat stond boordevol schilderijen met vooral naakte vrouwen’ vertelde Karin. 'Dat was wel een merkwaardige ervaring, ik daartussen in dat hermetisch gesloten kostuum.'
Arnoldussen ging ook langs bij Aat Veldhoen. Zijn partner Hedy d’Ancona vertelde: 'Daar is Aatje wel dol op, op vrouwen, maar hij houdt toch nog iets meer van mensen in uniform. Rechters, hoogleraren, dominees, desnoods aalmoezeniers. Nu is hij weer bezig met een doodgraver in keurig pak met diens vrouw. Die staan iedere zondag voor de deur om te poseren.' 'Nou ja', zei Aat toen, 'vrouwen zijn toch gezelliger om te schilderen. Moeilijker maar gezelliger.' Arnoldussen heeft goed gekeken in de online catalogus van het Amsterdam Museum en telde zeven originelen van Veldhoen in de collectie. Hem viel op dat naakte vrouwen en seks ontbreken, de thema’s waardoor Veldhoen toch vooral beroemd werd.
Goede schilderijen
Judikje Kiers dankte Karin voor haar schenking. Een belangrijk deel van de museumcollectie is geschonken door particulieren. De kwaliteit van het werk én de kracht van het verhaal dat het schilderij vertelt, spelen allebei een rol bij de beslissing van het museum om een schenking te aanvaarden. Judikje Kiers haalde de woorden aan van Bob Haak, de eerste directeur van het Amsterdams Historisch Museum. In de onderhandelingen rond 1970 met het Rijksmuseum over werken uit de collectie van de stad Amsterdam, die mogelijk naar het nieuwe stadsmuseum zouden gaan, zei Bob regelmatig: “een goed schilderij vertelt een beter verhaal dan een slecht schilderij”.
Midden in cafe Scheltema vertelde Kiers, die kunstgeschiedenis gestudeerd heeft, aan Karin en haar vrienden waaróm het een goed schilderij is: de vele kleuren zwart in de toga, de dynamische achtergrond. Ze wees op het subtiele vlekje rood in de mouwen, een visuele echo van de rode lippen van mr. van Ringen, die zo mooi contrasteren met het strenge zwart. ‘Dit is wat ik bedoel met het Amsterdam Museum als netwerk: overal kan je verhalen over Amsterdam en Amsterdammers vertellen’. Aat Veldhoen zat te glunderen, terwijl hij het schilderij dat hij al die jaren niet gezien had, gretig in zich opnam.