Het is een beetje een merkwaardig ding; met eikenhouten duigen lijkt het één vat maar het bevat twee porseleinen reservoirs die afgedekt worden door glazen ruitjes bij wijze van vatbodems waarin een kraantje steekt. Wanneer je een glaasje tapt, kan goed het peil van de drank gezien worden, dat was kennelijk het idee. Het vaatje is behoorlijk verzorgd uitgevoerd met verzilverd beslag en gepolitoerd eiken en het zal niet misstaan hebben in de ‘minibar’ van een herenkamer. De losse schraag bleek in depot ondersteboven gezet, zodat het vaatje niet kon wegrollen. Oorspronkelijk was het echter zo ontworpen dat het vaatje rond kon draaien op de schraag, maar het verbindings-asje was afgebroken.

Hoewel de eigendomsaanduiding op de inventariskaart ook kan betekenen dat het voorwerp ná de stichting van het museum Willet-Holthuysen is verworven, lag in die periode (1896-1930) de nadruk vooral op boeken en kunst, niet op kunstnijverheid of gebruiksvoorwerpen uit de negentiende eeuw. Het is daarom waarschijnlijk dat we hier te maken hebben met een heus object uit de tijd van de laatste bewoners van het pand dat later museum zou worden. Het ligt voor de hand dat het nog gebruikt is door Abraham Willet zelf.

Wouter Hoogeboom, onze stagiair van het Hout- en Meubilerings college was daarom in 2020 enthousiast begonnen met de behandeling van het vaatje en hij heeft geduldig met krom gebogen pijpenragers door de spongaten de  binnenzijde van de reservoirs schoongemaakt. Daarna maakte hij nog een nieuwe hoepel ter vervanging van het verdwenen exemplaar. Toen was echter zijn stageperiode voorbij en bleef het vaatje liggen tot begin dit jaar.

Alle metaalbeslag was bedekt met een donkere zwartgrijze oxidatie die behoorlijk vastzat en die slechts te behandelen was met vloeibare reinigingsmiddelen.[1] Dit betekende dat de metalen onderdelen eerst losgehaald moesten worden van het houten vaatje. Bij schoonmaak van het  beslag bleek de verzilvering al aardig door gepoetst te zijn met als gevolg dat je het koper er doorheen zag schemeren; het vaatje was in het verleden blijkbaar geregeld gebruikt en schoongemaakt. Interessant om te vinden was ook het fabrieksmerk (vermoed ik) dat zichtbaar werd na verwijdering van de oxidatie.

Het nieuwe hoepeltje is verzilverd (contactverzilvering met zilverchloride-wijnsteenzuurpasta) en samen met het oude beslag gemonteerd op het vaatje. Met het opnieuw gesoldeerde draai-asje is het vaatje weer verbonden met de schraag.

[1] Gepoetst is eerst met gewassen krijt en een EDTA oplossing, gevolgd door stomen en spoelen, de hardnekkigste oxidatie is vervolgens verwijderd met 15% mierenzuur en met Silverdip, opnieuw gevolgd door stomen en spoelen met water. Afgewerkt is met een laagje micro kristallijne was.