Gemeentearchivaris Pieter Scheltema
In 1844 werd in Amsterdam de gemeentelijke archiefdienst opgericht. Na hier enkele jaren als vrijwilliger te hebben gewerkt werd Pieter Scheltema (1812-1885) in 1848 benoemd tot archivaris. Naast het beheer over de archieven kreeg hij het toezicht over de museale collecties zoals de schilderijen, de wapens en ook de penningen en stempels. Op een tekening met een interieur van de Rariteitenkamer staat links een rijtje vitrinekasten, waarin de penningen waarschijnlijk hebben gelegen.
De gemeentearchivaris moest voor iedere gulden die hij wilde uitgeven toestemming aan Burgemeester en Wethouders vragen. In het Stadsarchief Amsterdam zijn deze brieven aan B&W en de antwoorden daarop bewaard gebleven. Zo weten we dat Scheltema in mei 1852 een eerste beschrijving had gemaakt van de stempels en penningen op de Rariteitenkamer: ‘de verzameling is door mij op losse bladen beschreven, omdat ik mij met de hoop mag vleijen, dat zij nog wel eens door de mildheid van dezen of genen zal vermeerderd worden, gelijk nog onlangs iemand haar met eenige gildepenningen heeft verrijkt’. Welke gildepenningen dat waren weten we jammer genoeg niet.
Aankopen op veilingen
De verzameling werd niet alleen met ‘milde’ schenkingen vermeerderd. Scheltema kocht op veilingen zoveel mogelijk Amsterdamse penningen om een complete verzameling penningen betreffende Amsterdam te krijgen. Een van zijn eerste belangrijke aankopen deed hij op een veiling bij G.Theod. Bom in december 1856: twee achttiende-eeuwse gildepenningen waarvoor hij net geen tien gulden betaalde.
Gildepenningen dienden als bewijs van lidmaatschap van een ambachtsgilde: ieder gildelid had zijn eigen penning. De twee door Scheltema gekochte penningen stonden op naam van Dirk Muller die in 1761 als kastenmaker bij het Timmermansgilde was ingeschreven. Muller werd in 1765 overman en in 1767 gildeknecht en kreeg daarvoor een nieuwe, gegraveerde penning.
Vanaf dan worden ieder jaar meerdere penningen op veilingen aangekocht. Een van de duurste penningen was de zilveren penning ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Athenaeum Illustre in 1682. Scheltema kocht deze voor 70 gulden op de veiling van de collectie van Hendrik Salm bij veilinghuis G.Theod. Bom op 25 januari 1864.
Scheltema's register
Scheltema overleed in februari 1885 en liet een omvangrijke collectie penningen betreffende Amsterdam achter. In het door hemzelf geschreven Register van de penningen, munten, stempels en zegels, behoorende tot het Archief van Amsterdam zijn bijna 300 penningen opgenomen. Het manuscript bevindt zich in het Stadsarchief en was tot nu toe niet toegevoegd en verwerkt in de registratie van deze collectie. De herkomstgegevens van een groot deel van onze verzameling munten en penningen was niet bekend. Dankzij de vondst van dit register kunnen we preciezer weten welke penning zich vóór 1885 in de collectie van de stad bevond.
Dit is de tweede blog in een serie blogs ter gelegenheid van de presentatie 'Amsterdamse munten en penningen'. Deze tentoonstelling was van 19 juli tot 12 november 2017 te zien in Museum Willet-Holthuysen.
Zie voor Pieter Scheltema:
Margriet de Roever, ‘Mr. Pieter Scheltema, de eerste archivaris van de hoofdstad’, Maandblad Amstelodamum 85 (1998), p. 131-156.