“Op 11 november, het feest van Sint-Maarten, werden in alle grote steden 's avonds vuren op straat gestookt. Het feest was vooral bedoeld voor de armen en voor de kinderen. Het stadsbestuur gaf de armen te eten en de kinderen gingen rond om appels, kastanjes en noten in te zamelen, die boven het vuur werden geroosterd. Dergelijke Sint-Maartensvuren heeft Troost afgebeeld voor de maand November. Het tafereel rechts op de voorgrond is een verbeelding van de gierigaard die niets wil geven, zoals hij ook nu nog voorkomt in Sint-Maartensliedjes die door de kinderen worden gezongen.”
(Leonoor van Oosterzee in Uitmuntend fraay geteekend. Nederlandse tekenkunst in de 18de eeuw (Amsterdam, 1999))
Het stoken van vuur komt ook voor in een oude variant van een van de bekendste Sint-Maartensliedjes:
Sint-Maarten, Sint-Maarten,
De koeien hebben staarten,
De ossen hebben hoorens,
De kerken hebben toorens,
Stook vuur, brand vuur,
Sint-Maarten is niet duur!
“Waar komt dat vuur vandaan? Al in de Middeleeuwen wordt Sint-Maartens sterfdag verbonden met de oogstgebruiken in die tijd. Deze hebben een heidense oorsprong, zoals alle folklore die samenhangt met het boerenbedrijf van zaaien en oogsten. En zoals steeds wordt dat in de Middeleeuwen opgenomen in de christelijke feestgebruiken. Zoals Sint-Maarten zijn halve mantel wegschonk aan een arme, zo moeten de kale akkers weer bewogen worden om het volgend jaar een nieuwe oogst te schenken. Dat gebeurt met vuur, dat immers reinigt van smetten en dat boze geesten verjaagt. Vandaar dan de Sint-Maartensvuren.”
(Herman Pleij in het artikel Sint-Maarten in Wat een taal – Het verleden (Amsterdam, 1985))
Klik hier voor meer informatie over dit object.