In de voorafgaande eeuwen had Nederland een belangrijke rol gespeeld in slavernij en vooral slavenhandel. In totaal verscheepten de Nederlanders naar schatting 450.000 slaven vanaf de West-Afrikaanse kust naar Suriname en de Nederlandse Antillen. Ook in Nederlands-Indië werden veel slaven gehouden; zij kwamen voornamelijk uit Zuid-Azië.
Slavernij was in de negentiende eeuw een van de grote ethische kwesties. Denemarken was in 1803 het eerste Europese land dat de slavernij afschafte, zestig jaar vóór Nederland. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk – een van de grootmachten op dit gebied - de slavenhandel en in 1833 ook de slavernij. Pas dertig jaar later deed Nederland hetzelfde. Waarom duurde dat zo lang?
Veel discussie
Er waren ook al eerder tegengeluiden te horen in Nederland. Maar daar stond een meerderheid tegenover die het bestaande systeem liever in stand hield. Dat had alles te maken met de economie. Hoe moesten de koloniën ooit winstgevend zijn als al die goedkope arbeidskrachten zouden verdwijnen? Om slavernij en slavenhandel te legitimeren werden allerlei argumenten gebruikt. Zo zouden andere normen voor Afrikanen en Aziaten gelden, omdat zij niet christelijk waren. Sommigen gingen nog verder: dankzij de slavernij zouden “inferieure” mensen in contact komen met een hogere beschaving, dus eigenlijk mochten de slaven wel dankbaar zijn…
In 1863 schafte Nederland de slavernij eindelijk definitief af. Hoewel? Voormalige slaven moesten nog tenminste tien jaar op hun plantages blijven werken. Betaald, dat wel, maar echt vrij waren ze dus nog steeds niet. De voormalige slaveneigenaren kregen 300 gulden per vrijgelaten slaaf als compensatie. Zij wel.