34 oprichters
In januari 1864 kwamen 34 vooraanstaande Amsterdammers bij elkaar onder leiding van Piet van Eeghen. Het waren bankiers, kooplieden, advocaten - allemaal vermogende heren. Ze besloten samen een aantal modderige weilanden aan de rand van de stad aan te kopen, om daar een groots stadspark aan te leggen in Engelse landschapsstijl. Niet alleen voor hun eigen plezier maar nadrukkelijk bedoeld voor álle Amsterdammers. Nog voor ze alle gronden in handen hadden sloot het bestuur een deal met vader en zoon Zocher, de beroemdste parkarchitecten van dat moment.
De eerste bijeenkomst vond plaats in het stadhuis, in de kamer van burgemeester Messchert van Vollenhoven. Het gemeentebestuur wist alles van dit ‘burgerinitiatief’, maar was er officieel niet bij betrokken. Op individueel niveau lag dat anders. Zo doneerde de burgemeester persoonlijk enkele duizenden guldens, maar er ging geen cent van de stedelijke belastingen naar het project. Het Nieuwe Park - later omgedoopt tot Vondelpark - is volledig met particuliere giften gefinancierd. Hoofdfinancier: de familie Van Eeghen.
Crowdfunding avant la lettre
Op 12 januari 1864 stuurden de oprichters een bedelbrief aan alle min of meer vermogende Amsterdammers. Daarin stonden gloedvolle zinnen over het belang van natuur en lichaamsbeweging vooral voor de armere stadsgenoten. Maar het was vooral een appèl op het stedelijk eergevoel van de rijke burgers. Amsterdam werd op het gebied van stadsnatuur links en rechts ingehaald door andere steden. Dat stak, zeker omdat de 17e-eeuwse grachtengordel nog altijd zoveel reden tot trots gaf.
‘Wordt Amsterdam eene der fraaiste steden van Europa genoemd, het is alleen binnen hare muren, dat men de waarheid van deze uitspraak kan geregtvaardigd zien; hare omstreken kunnen haar slechts zeer weinig aanspraak doen maken op dien naam van schilderachtige stad, zoo dikwijls haar gegeven.’ [Volledige tekst van de circulaire]
Niet veel lezers hadden Central Park in New York al kunnen zien, dat vijf jaar eerder geopend was. Maar ze kenden wel Hyde Park in Londen, Bois de Boulogne in Parijs en het gloednieuwe Bois de la Cambre in Brussel. Het contrast met de armzalige natuur in hun eigen stad was pijnlijk duidelijk. Amsterdam had nog wat restjes van de Plantage (bij Artis), alleen dat wandelgebied werd in hoog tempo volgebouwd. Verder waren er nog een paar onduidelijke stukjes groen op de voormalige stadswallen, maar daar kon een moderne metropool in 1864 echt niet meer mee aankomen. Zelfs niet in vergelijking met andere stadsparken in eigen land:
‘In hare omstreken kan Amsterdam den toets der vergelijking niet doorstaan met andere steden, ook in ons vaderland. Kunnen ‘s Gravenhage op het Bosch, Haarlem op den Hout wijzen, Amsterdam heeft niets daartegenover te stellen wat als algemeen lustoord, als wandelplaats voor hare inwoners kan strekken.’
Het Bois de Boulogne van Amsterdam
Waren het de mooie idealen over volksgezondheid en verheffing van het volk, of kwam het toch vooral door stedelijke jaloezie? Hoe het ook zij, de oproep werkte. Binnen een maand hadden de ‘Park-Commissie’ maar liefst 82.000 gulden bijeengebracht - een enorm bedrag voor die tijd - en konden de werkzaamheden van start. In de zomer van 1865, anderhalf jaar na de oprichting al, kon het eerste deel van het Nieuwe Park feestelijk worden geopend. In de jaren daarna werd het verder uitgebreid, steeds na nieuwe crowdfunding-acties.
De reacties in de pers waren juichend. Het nieuwe ‘Rij en Wandelpark’ werd in binnen- en buitenland geroemd en vergeleken met het Parijse Bois de Boulogne. Dat was weliswaar veel groter, maar dat mocht niet hinderen: Amsterdam stond als moderne stad internationaal weer op de kaart. Missie geslaagd.