Perspectief op Amsterdam
Het gevoel van dicht op elkaar wonen met een gedeelde binnentuin maakt Perspectief een typisch Amsterdamse voorstelling. Alleen het perspectief, zonder hemel, is anders dan anders. Staande op het dak creëert Møhlmann een schouwspel van horizontale en diagonale lijnen, dat de toeschouwer als het ware naar beneden het beeld in trekt.
De titel van het werk slaat echter niet zozeer op deze perspectiefwerking, maar meer op een nieuw perspectief op het wonen in Amsterdam. Achter elk balkon schuilt een verhaal, achter elke gevel meerdere balkons. De balkons worden zo een soort portretten van personen die we niet kennen. Een perspectief dat we pas zien zodra we achter de veelvoud aan identieke gevels durven te kijken.
Aan de rand van de stad
In de eerste helft van de negentiende eeuw is het gebied van de Amsterdamse wijk De Pijp nog een plattelandsgebied, waar herbergen, landhuisjes en molens langs paden en sloten gegroepeerd staan. Als de opkomende industrie van Amsterdam zich uitbreidt naar het zuiden, verschijnen fabrieken in het landschap.
Werkelijke veranderingen in het gebied komen echter pas op gang met de bouw van het Paleis voor Volksvlijt, een tentoonstellingsgebouw voor kunst- en nijverheidsbeurzen gebaseerd op het Londense Crystal Palace. Het idee voor het gebouw komt van de arts en weldoener Samuel Sarphati (1813-1866), die na realisering van het Paleis ook de ambitie heeft om de omgeving bij de stad te betrekken. Zijn plan ‘tot verfraaiing en bebouwing van de omtrek van het Paleis voor Volksvlijt’ wordt goed ontvangen, maar vanwege financiële redenen nooit uitgevoerd.
Plan Kalff
Sarphati krijgt uiteindelijk wel een park met zijn naam achter het Paleis. Dit is onderdeel van een uitbreidingsplan van ingenieur Jan Kalff (1831-1913), die in 1873 directeur van Publieke Werken wordt. Kalff wil zo snel mogelijk arbeiderswoningen realiseren, om de drukkende woningnood te verlichten. Liefdadigheidsinstellingen en woningbouwverenigingen zetten de woningen neer.
Er worden in de haast slechte bouwmaterialen gebruikt, waardoor de huizen een enkele keer al tijdens de bouw instorten. De ‘revolutiebouw’, zoals deze negentiende-eeuwse woonblokken worden genoemd, staat tegenwoordig nog steeds bekend om het beroerde verweer tegen de tand des tijds.
Een ‘boheemsch’ stukje Amsterdam
De nieuwe wijk heet officieel buurt YY, maar wordt in de volksmond al snel De Pijp genoemd. Het is destijds een ‘boheemsch’ stukje Amsterdam, met veel cafés, nachtgelegenheden en prostitutie. Rond 1900 eindigt de Pijp bij de Ceintuurbaan, waar de stad overgaat in weiland.
Het zuidelijke deel van de Pijp wordt tussen 1905 en 1939 aangelegd, als onderdeel van het Plan Zuid van architect Hendrik Petrus Berlage (1856-1934). Dit gedeelte wordt ook wel de Nieuwe Pijp genoemd, hoewel bewoners liever spreken over de Diamantbuurt.
Schilder van de werkelijkheid
Kunstenaar Rob Møhlmann (1956-) vestigt zich in 1977 in Amsterdam, waar hij met zijn vrouw Laura een woning aan de Rustenburgerstraat 277-III hoog betrekt. Aanvankelijk schildert hij ‘gehavende stukjes stad’. Zo heeft het Amsterdam Museum bijvoorbeeld een schilderij van de Spuistraat in de collectie, waarop Møhlmann een braakliggend terrein met vervallen pandjes vastgelegd.
Zijn interesse in de ‘ware’ werkelijkheid doet zijn blik echter verschuiven naar zijn directe woonomgeving, ‘die doodgewone Rustenburgerstraat’, die op dat moment eigenlijk helemaal niet zo gewoon is. De Pijp is rond 1981 namelijk een echt krakersbolwerk, waar het een aantal keer tot felle botsingen tussen krakers en politie komt.
Een blik achter de gevel
In Møhlmanns schilderij is van de onrust niets te merken. Vanaf het dak van Møhlmanns appartement kijken we naar de achterkant van het woonblok aan de Hendrick de Keijserstraat. We zien een gedeelte van Møhlmanns dak en daaronder zijn balkon, waar zijn vrouw Laura een sigaret staat te roken.
De achtergrond is gevuld met balkons. Hoewel alle balustrades wit zijn, is geen enkel balkon hetzelfde. Sommigen hebben een kast staan, anderen lijntjes met wasgoed of bloembakken hangen. Het zijn kleine, alledaagse weerspiegelingen van de Amsterdammers die er een thuis hebben gevonden.
De tentoonstelling 'Made in Amsterdam' is tot en met 31 juli 2016 te zien in het Amsterdam Museum.