Harnassen roepen associaties op met ridders, gevechten en mannelijkheid. Het praktische doel van het ijzeren pak wijzigde in de loop der tijd van bescherming naar statussymbool en decoratie. Vanaf de Romeinse tijd tot in de 15de eeuw waren er harnassen die bestonden uit metalen ringetjes, de maliënkolder. De bescherming bij gevechten was beperkt. In de 13de - en 14de eeuw werd het technisch mogelijk om een harnas uit een ijzeren plaat te produceren. Het bood betere bescherming tegen pijlen, steek- en slagwapens. Een harnas was kostbaar. Een smid maakte de losse delen op maat van de drager. De lichaamsvormen werden zo geaccentueerd om de mannelijke kracht te benadrukken. Een harnas woog gemiddeld zo’n 35 kilo.

In de 15de en 16de eeuw was het harnas zeer populair. Met de komst van vuurwapens verloren zij hun functie als bescherming: ze boden immers geen bescherming tegen kogels. Ze deden nog wel dienst als symbool van status, macht en mannelijkheid. Het werd populair om je als man in een licht en elegant (sier)harnas te laten portretteren. Ook 17de-eeuwse stadsbestuurders maakten gebruik van het harnas als machtssymbool. Ze lieten schutters (stadsbeschermers) in tijden van rust en vrede in harnas en met vaandels door Amsterdam marcheren uit machtsvertoon. Uiteindelijk raakte het harnas – ook als sierstuk en machtssymbool – in ongebruik.

Gepubliceerd in De Echo, 27 oktober 2010