In Watts stoommachine wordt water verwarmd totdat het verdampt. Omdat waterdamp meer ruimte inneemt dan water, ontstaat er hoge druk op de ketel. Deze druk zet de machine in beweging. Zo wordt de machine bijvoorbeeld ingezet om water uit de tinmijnen in de Britse streek Cornwall te pompen. Zo’n twintig jaar later brengt Watt een verbeterde versie van zijn stoommachine op de markt: een rotatiemachine, die een as kan laten draaien en daardoor geschikt is om andere machines aan te drijven.

De hier afgebeelde machine is een model van een liggende dubbelwerkende stoommachine met een staande ketel, uit de collectie van het Amsterdam Museum. Dit model is in 1869 vervaardigd door C. Schweitz. Modellen zoals deze werken meestal niet, maar zijn bedoeld om uit te leggen hoe machines werken, bijvoorbeeld aan leerlingen.

Stoommachines worden naast de mijnbouw ook ingezet in de textielindustrie, waar ze de productie verhogen. De handmatige spinmachines en weefgetouwen worden hier langzaam vervangen door mechanische varianten, aangedreven door Watts rotatiemachine. Dit proces begint in Engeland, dat voorop loopt in industriële ontwikkeling. De lang verwaarloosde textielindustrie van Nederland volgt pas na 1830.

Tattersall & Holdsworth, Model van een weefgetouw, ca. 1900. Collectie Museum TwentseWelle.

Tattersall & Holdsworth, Model van een weefgetouw, ca. 1900. Collectie Museum TwentseWelle.

Nederland maakt echter later in de negentiende eeuw een inhaalslag. De industrie ontwikkelt zich vooral op het arme platteland in oostelijke provincies als Groningen en Drenthe, en zuidelijke streken als Brabant en Limburg. In Brabant ontpoppen Philips en Unilever zich tot grote bedrijven. De textielindustrie vindt vooral in Twente een thuis. Engelse fabrikanten zoals John Tattersall (1850-1937) vestigen hier hun fabrieken voor de productie en verkoop van mechanische weefgetouwen. Ook het hier getoonde model van een weefgetouw is geproduceerd door de bekende firma Tattersall & Holdsworth.

Tattersall & Holdsworth, Model van een weefgetouw, ca. 1900. Collectie Museum TwentseWelle.

Tattersall & Holdsworth, Model van een weefgetouw, ca. 1900. Collectie Museum TwentseWelle.

In de weverijen wordt het tempo van de weefgetouwen bepalend voor het tempo van de arbeiders. De mens past zich aan de machine aan. In weverijen staan vele tientallen tot honderden ratelende weefgetouwen bij elkaar, die een oorverdovende herrie produceren. De snel groeiende textielindustrie ontwikkelt zich zo tot het schoolvoorbeeld van de nieuwe industriële arbeid: ongezond en dwingend.

Zowel de stoommachine als het weefgetouw zijn op dit moment te bewonderen in de tentoonstelling De IJzeren Eeuw, als belangrijke schakels in het ontstaan van het moderne Nederland.