‘Geschiedenis wordt meestal geschreven door de winnaars’, zegt regisseur Tom de Ket. Voor hem gaat Het Pauperparadijs om de schaamte over domheid en wreedheid in het verleden. Hij wil ‘de geschiedenis opschudden’. Voor de Amsterdamse versie is de kracht van de plek vervangen door de magie van het theater, met spectaculaire decors en projecties. Als conservator van het Amsterdam Museum ben ik altijd nieuwsgierig naar verbeeldingen van de (Amsterdamse) geschiedenis. Het boek heb ik in 2008 met belangstelling en ontroering gelezen. Suzanna Jansen neemt je mee in haar speurtocht naar de geschiedenis van haar familie. Ze deelt haar emoties, bijvoorbeeld lopend langs de anonieme graven op de begraafplaats in Veenhuizen, denkend aan Cato en Teunis en haar andere bloedverwanten die daar onder het grasveld met treurwilden liggen. Protestant en katholiek ieder in hun eigen veld. In de theatervoorstelling speelt een ander soort verteller een hoofdrol. Zij (op andere dagen hij) introduceert de personages, maar geeft ook eigentijds commentaar over armoede en de omgang met armen en armoede nu.

Weeskinderen

Het boek gaat over vijf generaties voorouders van Jansen, het theaterstuk concentreert zich op één generatie: Cato Braxhoofden en Teunis Gijben. Om het verhaal dichter naar Amsterdam te brengen heeft Teunis een andere achtergrond gekregen. In Jansen’s familiegeschiedenis komt hij uit ‘de geringe volksklasse’ van Rotterdam en is hij in 1831 met het gezin op 18 jarige leeftijd in Veenhuizen terecht gekomen. In de voorstelling wordt hij, samen met zijn zusje en broertje en honderden andere kinderen uit het Aalmoezeniersweeshuis in 1826 gedwongen naar Veenhuizen gestuurd. Extra schrijnend is dat de kinderen helemaal geen wezen zijn, maar door hun ouders, arme Jordanezen, tijdelijk in het weeshuis ondergebracht zijn, omdat ze niet meer voor hen konden zorgen. Het Aalmoezeniersweeshuis lag aan de Prinsengracht, waar later het Paleis van Justitie was en binnenkort een duur hotel geopend wordt. De wezen uit het Burgerweeshuis, nu Amsterdam Museum, dreigden hetzelfde lot te treffen. In 1822 was bij Koninklijk Besluit bepaald dat kinderen vanaf zes jaar uit weeshuizen naar Drenthe moesten. De regenten van het Burgerweeshuis kwamen direct in verzet en ze besloten om het dan maar zonder steun van de overheid te doen. Dat kon het armlastige Aalmoezeniersweeshuis zich niet veroorloven. De regenten van het Aalmoezeniersweeshuis waren het er ook niet mee eens en namen ontslag. Ondanks protesten van Amsterdammers, die luid hun ongenoegen kenbaar maakten als de kinderen in boten geladen werden, vertrokken zo’n 600 kinderen naar de heropvoedingskolonie.

Megalomaan en utopisch

De theatrale verbeelding in Carré van de plekken en geschiedenissen is magistraal. Decorontwerper Michiel Voet is geïnspireerd door de megalomane en utopische sfeer van de Maatschappij van Weldadigheid. In de eerste scene zingen acteurs en zangers Bij ons in de Jordaan in mineur, met teksten als: “Thuis is een kelder, hok of krot (…) ’s nachts lig je in de drek, het vocht kruipt op in je nek.” Het enige decorstuk is een gestileerde Westerkerk, waarop een kaart van Amsterdam wordt geprojecteerd, met bewegende wolken. Misschien is deze ‘videomapping’ wel geïnspireerd door de Vogelvlucht in het Amsterdam Museum, in de 17de eeuw geschilderd door Jan Christiaensz. Micker, ook met schaduwen van wolken. 

Net zo effectief is het beeld van de boot met weeskinderen, die opmerkelijk genoeg een kostuum dragen dat eerder lijkt op de zwart-rode uniformen van de Burgerwezen, dan de kleding van de kinderen uit het Aalmoezeniersweeshuis. Ook de architectuur van het gesticht Veenhuizen en de nieuwe stoomfabriek daar worden door imposante decors opgeroepen. Soms versterken teksten het beeld, net als in Veenhuizen zelf, waar op huizen woorden aangebracht zijn als ‘BID en WERK’ en ‘ORDE en TUCHT’.

Cultuurstelsel

Theater is magisch en een decorwisseling brengt ons na een paar seconden zwart naar Nederlands-Indië waar generaal Johannes van den Bosch, oprichter van de Maatschappij van Weldadigheid in 1928 gouverneur-generaal werd.

Scene uit Het Pauperparadijs. foto Carré

Scene uit Het Pauperparadijs. foto Carré

Er was al behoorlijk wat dwang bij het overbrengen van armen en bedelaars uit de steden naar de landbouwkoloniën in Drenthe. Van den Bosch’ bemoeienissen met de landbouwproductie in Nederlands-Indië resulteerden in een stelsel van pure uitbuiting: het cultuurstelsel, waarbij mensen gedwongen werden op een vijfde van hun grond exportgewassen, zoals koffie, suiker en indigo te verbouwen.

SP musical

De rockmuziek en de verwijzingen naar armoede en het omgaan met armen nu brengen het stuk dichter naar het heden. Dat voelde soms wat geforceerd. Hans van der Beek noemde het stuk in zijn Parool-rubriek Schuim een ‘SP musical’. Tom de Ket voelt die onmacht van de theatermaker misschien zelf ook wel. “Is het allemaal voor de Bühne?” roept de verteller op het eind. Ook ik ken die onmacht. Met tentoonstellingen probeer je mensen ook mee te nemen naar een verleden dat ver weg is, met behulp van verhalen, beelden en objecten, maar die afstand in tijd en mentaliteit is soms moeilijk te overbruggen. Het is een prachtig initiatief van Carré om Het Pauperparadijs naar Amsterdam te halen, omdat deze ware Nederlandse geschiedenis zo via het theater bij heel veel mensen terecht komt. Zelfs al gaan we daarna niet met zijn allen de barricaden op, maar een biertje drinken aan de Amstel.

Behoorlijk wat toeschouwers kochten na afloop het boek en Suzanna signeerde. Het Rijksmuseum biedt Pauperparadijstours langs het portret van Johannes van den Bosch. In het Amsterdam Museum kan je een beeld krijgen van het leven van de wezen in de gratis tentoonstelling op de binnenplaats naast het museumterras. In Veenhuizen is inmiddels een gevangenismuseum. Dit zijn geschiedenissen die alsmaar weer verteld moeten worden. Het zou mooi zijn als De Ket ook andere generaties uit de familiegeschiedenis theatraal tot leven brengt.

campagnebeeld Het Pauperparadijs

campagnebeeld Het Pauperparadijs