Heiligenverering in de Middeleeuwen
Nooit eerder is de verering van heiligen zó intens beleefd als in de late Middeleeuwen.
Een verering die gelijk opgaat met de noden die de late middeleeuwer treft. Natuurrampen, mislukte oogsten, de pest, persoonlijk leed, in álles – goed en kwaad - ziet hij de hand van God. Maar je rechtstreeks tot de Schepper richten om zijn bescherming te vragen, dát gaat te ver. De geplaagde zoekt zijn heil bij diegenen die voorbeeldig geleefd hebben en daarom geacht worden naast God te zitten. De kracht die van deze heiligen uitgaat wordt het sterkst gevoeld daar waar hun aardse resten in kostbare reliekschijnen verpakt liggen, verspreid over talrijke kerken en kapellen. Elke heilige heeft daarin zijn eigen specialiteit toegewezen gekregen. Deze overblijfselen brengen menig late middeleeuwer op de been.
De heilige Maria is, naast haar Zoon, veruit favoriet. Zij heeft Christus gedragen en ter wereld gebracht. Dichter bij God kun je niet komen. Maria wordt middelares tussen hemel en aarde. Er is echter nauwelijks iets tastbaars van Maria op aarde achtergebleven. Zij is immers door Christus ten hemel gedragen. Wonderdadige Mariabeelden bieden uitkomst. Aan het einde van de middeleeuwen is Noordwest Europa een lappendeken van bedevaartsoorden waaronder tal van Maria-oorden. Het krioelt er van de goed-gelovige pelgrims.
Het protestantisme
Maar er is ook kritiek. In 1517 spijkert Maarten Luther 95 stellingen tegen de aflaatverkoop aan de deur van de Slotkapel in Wittenberg. Zijn pogingen om de misstanden binnen de kerk aan de kaak te stellen monden uit in een breuk met de Katholieke Kerk. Het protestantisme is geboren. Als een deel van de Lage Landen aan het einde van de 16de eeuw stelling kiest tegen de overheersing van de Spaanse landheer, de katholieke Filips II en zich achter de protestantse Willem van Oranje schaart, heeft dat grote gevolgen voor andersgelovigen. De Noordelijke Nederlanden – de Nederlandse Republiek- nemen het Calvinisme aan. Er is geen plaats voor de Roomse tak van het christendom. Zij worden nog slechts getolereerd en beleven hun geloof voortaan in schuilkerken, zonder enig uiterlijk vertoon. De kerken worden gestript en van heiligenbeelden en altaarstukken ontdaan. De nieuwe stroming richt zich op Christus (solus Christus) en op het woord van God, de Heilige Schrift (sola Scriptura). De preekstoel staat voortaan centraal. Voor Maria, voor wie er nauwelijks plaats is in de Bijbel, is er ook geen plaats meer in de kerk. Zij verdwijnt samen met de katholieken naar de achtergrond.
De 19de eeuw
Pas in de 19de eeuw komt daar verandering in. Eerder, in 1796, wordt in de Bataafse Republiek de scheiding van kerk en staat afgekondigd. De Katholieke Kerk in Nederland staat nu op gelijke voet met de Protestantse. In 1853 wordt door het Vaticaan in de persoon van Paus Pius IX de Bisschoppelijke Hiërarchie in Nederland hersteld. Vijf bisdommen telt de Nederlandse Katholieke Kerk nu. De katholieken komen uit hun schuilkerken en mogen hun geloof openlijk belijden en dát doen ze. Er volgt een ware inhaalslag; de draad wordt opgepakt daar waar hij eeuwen geleden aan het einde van de Middeleeuwen is blijven liggen. De neogotiek is geboren. Er worden nieuwe kerken gebouwd, gevuld met nieuwe devoties en nieuwe heiligenbeelden. Niet uit het fijnste hout gesneden maar in gips gegoten. Ook de Mariaverering veert weer op, niet in de laatste plaats dankzij een aantal Maria-verschijningen.
Bernadette de Soubirous
Het is 11 februari 1858. In de Franse Pyreneeën dwaalt Bernadette Soubirous, een eenvoudige molenaarsdochter van amper 14 jaren, met haar zus en een vriendinnetje langs de Gave om hout te sprokkelen. Door haar zwakke gezondheid kan Bernadette de meisjes niet bijhouden. Als ze bij een beek blijft staan en haar kousen uittrekt om het water te doorwaden steekt er een zachte bries op. Ze kijkt in de richting van de grot van Massabielle en ziet als in een visioen een wonderschone gedaante in een wit kleed met witte sluier, blauwe gordel, een gebedssnoer en op elke voet een gele roos. Samen bidden ze de rozenkrans. De dame in het wit zal nog een flink aantal keren voor een steeds grotere groep nieuwsgierigen verschijnen. Alleen Bernadette neemt haar waar. Ze draagt het jonge meisje op om naar de pastoor te gaan en hem om een processie en de bouw van een kapel te vragen. Maar, mijnheer Pastoor wil eerst de naam van ‘dat mens’, zoals Bernadette haar noemt, weten. Na een tiental verschijningen komt het antwoord. Met gevouwen handen, de ogen ten hemel gericht, zegt zij ‘Que soy era immaculada councepciou’. Voor het eenvoudige meisje is dit abracadabra; het antwoord klinkt de pastoor echter als muziek in de oren. Slechts vier jaar nadat Paus Pius IX na eeuwen van gesteggel, de leer van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis als leerstuk van de kerk heeft aangenomen (1854), verschijnt ‘Maria Immaculata’ in zijn parochie. Als blijkt dat uit de bron die Bernadette bij de grot heeft geslagen geneeskrachtig water sijpelt worden de verschijningen officieel door de bisschop erkend.
Lourdes als bedevaartsoord
Vanaf dat moment in 1862 neemt de verering van Maria een hoge vlucht. De processie komt er, de kapel wordt gebouwd, een tweede volgt. Lourdes zal uitgroeien tot één van de grootste bedevaartsoorden ter wereld met jaarlijks zo’n vijf miljoen bezoekers. De nieuwe Maria’s worden naar het Franse voorbeeld gemodelleerd.
Lourdes boven de rivieren
Dat de Lourdes Maria nog altijd niet aan kracht heeft ingeboet blijkt ook uit de verering van een Mariabeeld in een ongewone, museale, omgeving. Eén van onze bezoekers, mogelijk een vrouw, zag haar kans schoon om de Maagd Maria voor een aantal van haar kinderen of kleinkinderen bescherming tegen het kwaad te vragen. Op twee piepkleine tot een pakketje samengevouwen papiertjes zijn de namen van haar vermoedelijke kroost genoteerd. Het pakketje is in de gekromde arm van het beeld gelegd waar één van onze collectie-medewerksters het vond. In deze ‘kathedraal voor de kunst’ is het branden van wierook en kaarsen niet toegestaan, stilletjes bidden wel… en briefjes? Voor deze ene keer!
Maria gaat binnenkort weer terug naar haar bruikleengever en de briefjes zijn inmiddels bij de pastoor van het Begijnhof in goede handen. Zo krijgt het kille koude staal van de IJzeren Eeuw een hartverwarmend gouden randje.