Filmpje: Rina Overman-Grootfaam vouwt de angisa ‘Let them talk’
Over het ontstaan van de koto’s gaan veel verhalen. Surinaamse vrouwen vertellen vaak hoe de kotomissie dracht ontstaan is tijdens de slavernij, als middel om de plantage-eigenaren af te houden van het betasten van hun blote borsten. Slavinnen kregen maar weinig stof, dus de vraag is of zij zich de omvangrijke kleding konden veroorloven. Anderen vertellen over hoe koto’s gemaakt werden van meelzakken, oude gordijnen van de meester of afgedragen kleding van de meesteres. Na de afschaffing van de slavernij ontwikkelde de kotomisi zich tot de klederdracht van de creoolse Surinaamsen. In 1879 kwam er een wettelijke verplichting tot het dragen van bovenkleding. Vroeger zag je overal in Paramaribo vrouwen in koto. Tegenwoordig worden de koto’s en angisa vooral te voorschijn gehaald op 1 juli, Keti Koto, de afschaffing van de slavernij. Ook in Nederland ziet men in het openbaar vooral kotomisi’s op 1 juli. Maar ook voor kroonjaren (bigi jari) worden koto’s uit de kast gehaald of speciaal gemaakt.
Geheimtaal
De mooiste en meest mysterieuze manier van praten via Surinaamse klederdracht is via de angisa, de ingenieus gevouwen hoofddoek. De manier van vouwen vertelt het verhaal. Dit verhaal kan een duidelijke boodschap zijn, maar het kan ook de stemming van de draagster symboliseren. De betekenissen zijn lang niet altijd voor iedereen begrijpelijk, soms kennen enkel ingewijden de boodschap. De taal van het vouwen kan worden gezien als een sociale code: het is een geheimtaal. Ook hiervan wordt wel gezegd dat deze teruggaat tot de tijd van de slavernij. De kennis over de boodschappen is voor een deel verloren gegaan. In het boek Angisa Tori doet Christine van Russel-Henar verslag van haar zoektocht naar de betekenissen van de angisataal.
Ook de bontbedrukte stoffen, waarvan de kleding en hoofddoeken zijn gemaakt, vertellen een verhaal. Op de stoffen zijn afbeeldingen gedrukt, bijvoorbeeld de inslag van een komeet of de komst van Juliana en Bernhard naar Suriname. Speciaal voor het slavernijherdenkingsjaar 2013 is een stof gedrukt waarop de datum ‘1863 – 1 juli – 2013’ staat. Stoffen met een minder herkenbaar patroon vertellen vaak hun eigen geheimtaal door de naam die ze hebben gekregen van de verkopers.
Let them talk
De doek voor de angisa krijgt een voorbehandeling met stijfsel, waarna de kunst van het vouwen kan beginnen. Jarenlange oefening is nodig voordat een vouwster in staat is om dit ambacht uit te voeren. Met veel plooien, ingenieuze vouwen en enkele spelden werkt ze toe naar het eindresultaat: een prachtige hoofddoek. Het dragen van de angisa en het uitdragen van de boodschap kan beginnen. Een bekende vouwvorm is ‘Let them talk’. Wanneer vrouwen wisten dat er over hen gepraat werd en duidelijk wilden maken dat ze zich daar niks van aantrokken, droegen zij hun hoofddoek op deze manier.
Het spoor over De Zwarte Bladzijde van de Gouden Eeuw (vanaf 6 juni in het Amsterdam Museum) zal gebruik maken van de bontbedrukte stoffen en de taal van de angisa. Hierbij werken we samen met het Kotomuseum in Paramaribo.