Renold vierde Keti Koti vaker in Suriname dan in Nederland. De katoenen omslagdoek die hij vandaag draagt, kocht hij toen hij een paar jaar terug ter ere van deze dag in Paramaribo was. “In Suriname is 1 juli een nationale feestdag. Iedereen is vrolijk en gaat de straat op, waar overal muziek en eten is.” Hoewel het ook in het Oosterpark ieder jaar feest is, is het niet te vergelijken met de manier waarop het in Suriname gevierd wordt, meent hij.
Renold vindt het belangrijk dat we leren van het verleden én dat we dat meenemen in de levens die we nu leiden. Hij vindt het jammer dat er in Nederland slechts op kleine schaal aandacht aan het slavernijverleden wordt besteed en dat er zo ongemakkelijk wordt omgegaan met het Nederlandse aandeel in de slavernijgeschiedenis. “In Liverpool, Engeland, werd in 2007 het Museum of Slavery geopend. Hier in Nederland besluit de overheid dat het NiNsee, het Nationaal instituut voor Nederlands Slavernijverleden en Erfenis, geen subsidie meer krijgt. Een duidelijk verschil in hoe overheden omgaan met hun slavernijverleden. Maar, je moet ergens beginnen! Beter iets dan niets.”
Renold draagt traditionele klederdracht: een geel gekleurde omslagdoek met aan de zijkant een patroon. Het heeft een betekenis, zegt hij, maar wat precies weet hij niet. “Ik draag dit omdat het onderdeel van mijn identiteit is. Het hoort erbij op een dag als vandaag.” Maar ook wat kleding betreft moet je je soms aanpassen aan het heden. Renold draagt daarom net zo gemakkelijk een professioneel pak als een traditioneel kostuum. Op deze dag combineert Renold de traditionele kleding ook gewoon met een spijkerbroek, wit t-shirt en sneakers.
Het Amsterdam Museum was op 1 juli aanwezig op het Keti Koti Festival om verhalen te verzamelen van aanwezigen en hun feestelijke en kleurrijke kleding. Meer bijzondere verhalen vind je hier.