Het Mauritshuis is een van de musea waar Riemer Knoop van de Reinwardt Academie en ik ter voorbereiding van de museumcongresworkshop Queering the collections ‘homoseksualiteit’ (of ‘gay’ of ‘sodomie’) ingetikt hebben bij zoeken in de collectie. Resultaat 0, net als bij het Fries Museum, het Groninger Museum, het Openlucht Museum, het Stedelijk Museum, Museum Rotterdam en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Stigmatiserend

Zou je aan zo’n object als het schilderij van Troost het trefwoord homoseksualiteit hangen? Dat was een belangrijke vraag tijdens de workshop. De reacties waren zeer wisselend. Van: ‘je kan toch niet alles homoseksueel noemen wat behoort bij iemand die homoseksueel was’, ‘bij kerststallen staat toch ook niet katholiek?’ ‘waarom is het eigenlijk nodig?’, ‘vraagt het publiek erom?’, ‘het is stigmatiserend’ en ‘we moeten al zo veel en nu dit ook nog’ tot: ‘het is goed om dingen te benoemen omdat de kennis anders verdwijnt’ en ‘door de vraag te stellen, begin je een dialoog, je maakt de groep duidelijk: je doet er toe’. Deze voor museologen interessante kwestie is vergelijkbaar met bijvoorbeeld objecten die behoord hebben aan joden. Of werk gemaakt door joodse kunstenaars. Het Groninger Museum heeft kasten vol met werk van Bas Meerman en Warhol, maar labelen deze niet als met een trefwoord homoseksualiteit. Zou je dat alleen moeten doen als de voorstelling ermee verband houdt of ook vanwege de geaardheid van de kunstenaar?

“Is de broodplank van Pim Fortuyn dan ook roze”?

We hadden een paar interessante cases, zoals een driedelig kostuum van Pim Fortuyn van Museum Rotterdam. Voorafgaand aan de workshop mailde ik daarover met conservator Sjouk Hoitsma. ‘We hebben ook uitgaanskleding van hem. En in die context was hij zeker homo. Niet alle kleding van Pim Fortuyn krijgt dat trefwoord wat mij betreft. Alleen zijn uitgaanskleding en daar kun je nog over discussiëren'. Ze is benieuwd wat we ervan denken. De kwestie leidt tot heftige discussies. Was zijn homoseksualiteit überhaupt relevant? Dan alles van dat label voorzien of overal weglaten: de verschillende aspecten van een identiteit zijn niet te scheiden immers. En zou je ook niet het trefwoord populisme toe moeten voegen? Zijn stropdas met driedubbele knoop was immers een politiek symbool. Bij de persoon wel het trefwoord homoseksualiteit, maar niet bij het kostuum, vonden veel museumcollega’s.

Ook conservator Pim Westerkamp van het Nationaal Museum voor Wereldculturen leverde wat mooie voorbeelden, zoals een ‘erotische’ tekening van de Balinese kunstenaar Gusti Njoman Lempad van twee vrouwen. Moet je die niet homo-erotisch noemen, of lesbisch erotisch? ‘Dat is een beetje mijn probleem’, mailde Pim me. ‘Als je het homo-erotisch noemt, maak je het anders. Je zegt toch ook niet hetero-erotische voorstelling?’

Het outen van koning Willem II

Nog een heikele kwestie rond dit thema: mag je historische figuren outen, zoals Marlene Dumas deed met haar serie Great Men op de Manifesta in Sint Petersburg. (Outen is (iemand dwingen om) zich als homoseksueel kenbaar te maken) En koning Willem II? In zijn geval is het relevant omdat zijn geheime homoseksuele relaties volgens zijn recente biograaf ook invloed lijken te hebben gehad op staatszaken. De conservator van het Theaterinstituut bij Bijzondere collecties kent het probleem: wat te doen met Wim Sonneveld die zijn hele leven in de kast gebleven is? De collectie bevat wel intieme brieven aan andere mannen.

Inclusion

In Engelse musea is homoseksualiteit iets meer uit de kast. Dit past ook in de museale Engelse traditie van inclusion en social justice. Het British Museum heeft 39 van de ruim 2 miljoen objecten voorzien van het trefwoord homosexuality, van Romeinse munten tot een button met ‘faggot’ (mietje). Het Museum of London heeft omstreeks 2005 het project Re-assessing what we collect uitgevoerd. Doel was onderzoek naar de ‘communities’ van London, zoals bijvoorbeeld Jewish, Muslim, Somali of LGBT (lesbian, gay, bisexual, transgender) London. Zo kreeg een denarius (munt) met het hoofd van Hadrianus LGBT als trefwoord, omdat hij een relatie met een jonge man had. Maar mag je zo’n begrip toepassen op een tijd waarin dat concept nog niet eens bestond.

Van de Nederlandse musea heeft het Amsterdam Museum relatief de meeste objecten met homoseksualiteit als trefwoord. Met de zeer succesvolle tentoonstelling 'Goed Verkeerd' in 1989 maakte het museum duidelijk dat dit een relevant onderwerp is en sindsdien is op bescheiden wijze doorverzameld, zoals recentelijk de djellaba’s van de eerste Marokkaanse boot in de Canal Pride. Over dit object of actiemateriaal tegen Poetin uit 2013 is weinig discussie. Misschien zou je zo’n djellaba zelfs wel een homoseksueel object kunnen noemen.

Canal Pride

Djellaba's die gedragen werden door de dansers op de eerste Marokkaanse boot in de Canal Pride, 2014

Queer Space

De twee workshops tijdens het congres waren behoorlijk verschillend. De eerste bijeenkomst was nogal heftig. Er waren vooral vooral conservatoren en collectiebeheerders (de meesten uit het noorden en oosten des lands), die behoorlijke twijfels hadden bij de mogelijkheid voor en het nut van onderzoek naar het ‘roze’ gehalte van hun collecties. Iemand vroeg zelfs: ‘komt het Amsterdam Museum ons nu vertellen wat we moeten doen?’. Het lag misschien ook wel aan het feit dat ik niet duidelijk genoeg had gemaakt dat we zoekende zijn naar de juiste manieren van zichtbaar maken. En natuurlijk is het makkelijker in Amsterdam met een grote homo-gemeenschap en veel activiteiten.

’s Middags was de stemming heel anders en het gezelschap gevarieerder: naast conservatoren ook vormgevers, onderzoekers, een journalist en een museoloog. Chris Reinewald had een mooie suggestie over de kwestie van ‘homoseksuele objecten’. Je zou veel meer naar de context van objecten moeten kijken zoals Aaron Betsky deed in Queer Space over openbare en privéruimtes in relatie tot homoseksualiteit. Peter van Mensch suggereert dat je, vanwege de transparantie, ook de geaardheid en gender van verzamelende conservatoren zou moeten documenteren. Die kwestie was ’s ochtends ook al aan de orde geweest. Het nieuwe Groninger museum werd vanaf het begin ‘nichterig’ genoemd, vanwege het uiterlijk van het gebouw en de seksuele voorkeur van de directeur. Maar had dat ook daadwerkelijk invloed op de acquisitie?

Vragen te over. De workshops maakten duidelijk dat het nut heeft verder te praten tijdens het symposium Queering the collections in maart 2015 om hopelijk gezamenlijk te komen tot afspraken over terminologie. Dekt het label homoseksualiteit voldoende de lading om de discussie te vangen? Op welke manier zouden musea op dit onderwerp kunnen verzamelen en wat is daarbij de rol van de ‘LGBT gemeenschappen’? Het is ook een gevoelig thema in de dagelijkse praktijk van het werk. Hoe leer je bijvoorbeeld de rondleidsters in het Mauritshuis praten over de zoenende mannen van Troost?

Presentator Andrea van Pol gaf in haar congresafsluiting een argument voor grotere zichtbaarheid, dat in de workshops nog niet ter sprake was gekomen, maar waar museumdirecteuren wellicht gevoelig voor zijn. “Doen zeg ik. Homo’s doen veel aan cultuur en ze hebben veel geld.”

Met dank aan Koosje Hofman (Reinwardt Academie) voor assistentie bij de workshop en Riemer Knoop voor de gedachtewisselingen.