Mythologie
Voor de uitbeelding van de maand maart heeft Casper Luyken (1672-1708) de verdrijving van de winter als onderwerp gekozen. Het ijs is weg; er kan weer volop vis gevangen worden. Zoals de eerste regel van het onderstaande gedicht luidt heeft de Ram, ‘het versperde water weer geopend’. Het sterrenbeeld ‘Ram’ wordt in de rechterbovenhoek afgebeeld. Dit hemellichaam wordt al vanaf de Klassieke Oudheid geassocieerd met het begin van de lente. De Ram heeft overigens niets met de oorlogsgod Mars te maken, hoewel oorlogstermen als ‘stormram’ en ‘rammen’ dat wellicht wel doen vermoeden. Het sterrenbeeld Ram is ontleend aan het verhaal over het Gulden Vlies uit de Griekse mythologie. Na aan Zeus te zijn geofferd, wordt de Ram door Zeus als sterrenbeeld aan de hemel geplaatst. Aan de god Mars zijn andere dieren gewijd: de wolf, het paard en de specht.
Tuinieren
Hoewel het begin van maart nog erg koud kan zijn, is de echt strenge vorst toch wel verdwenen. De temperatuur gaat langzamerhand stijgen en de natuur ontwaakt uit haar winterslaap. Tuinen worden op orde gemaakt. Het wordt weer tijd voor het planten van nieuwe gewassen en bomen. Typische bezigheden voor de maand maart, zoals de tekening van Cornelis Troost (1696-1750) laat zien: de heer des huizes staat met zijn vrouw en dochtertje toe te kijken hoe twee mannen bezig zijn een nieuwe boom te planten, nadat de oude is geveld.
Maart roert zijn staart
De maand maart wordt over het algemeen ook gekenmerkt door wisselvallig en vaak onverwacht onstuimig weer met natte sneeuw, hagel en onweer. Men spreekt tenslotte niet voor niets over ‘maartse buien die beduien, dat de zomer aan komt kruien’ en van ‘maart roert zijn staart’. Pieter Schenk (1693-1775) koos dit onderwerp voor zijn maandprent. De Latijnse spreuk van de vierde-eeuwse dichter Ausonius verwijst conform de Romeinse kalender naar het begin van het nieuwe jaar.