Vandaag de dag zien we tolerantie vaak als erfenis van de Gouden Eeuw en als typisch Nederlands, misschien wel de belangrijkste karaktertrek van ons land. Maar in de 17de eeuw zelf is tolerantie allesbehalve vanzelfsprekend en al helemaal geen ideaal. Het verhaal van de 'typisch Nederlandse tolerantie' begint in 1579 met de Unie van Utrecht. In dat verdrag spreken de opstandige gewesten af hun burgers nooit meer omwille van hun geloof te vervolgen, laat staan op de brandstapel ter dood te brengen, zoals de Spaanse koning Philips II wil. Het geweten is voortaan vrij, maar niet meer dan dat. Iedereen mag thuis geloven wat hij wil, alleen de calvinisten mogen in de nieuwe jonge staat hun geloof openlijk tonen. Openlijk toegeven dat het christendom met de reformatie hopeloos verdeeld is geraakt, geldt in de 17de eeuw nog als te gênant. Eén God, één waarheid en één kerk is de officiële doctrine, maar achter de voorgevel groeit tegelijk een gedoogpraktijk met vele verschillende religies. Buitenlandse bezoekers zien die Nederlandse praktijk vaak met verbijstering aan. En niet alleen zij, ook vertegenwoordigers van religieuze minderheden als de doopsgezinde dichter Joost van den Vondel voelen zich steeds onbehaaglijker bij de versplintering van het christendom. Maar het grote gedogen is de enige mogelijkheid om gewelddadige conflicten te voorkomen. En nooit een ideaal.

Sprekers in deze aflevering zijn onder andere Vondelbiograaf Piet Calis en historicus Judith Pollmann.

Bekijk vanaf 12 februari de aflevering hier.