In de loop van de 19de eeuw werden zulke vragen steeds vaker en luider gesteld. Tot afschuw van het merendeel van de heersende elite, die vond dat de arme en laag opgeleide massa geen enkel benul van politiek kon hebben. Dat was ook niet erg, want de beschaafde heren waakten toch over het algemeen belang?
Eeuwenlang was het vanzelfsprekend geweest dat alleen een kleine groep van rijke heren regeerde. In de 19de eeuw was er wel stemrecht maar alleen voor mannen die een bepaald minimum aan belasting betaalden: het censuskiesrecht. Rond 1850 was dit kiesrecht voorbehouden aan slechts 11% van alle mannen van 23 jaar en ouder. Dat percentage werd in de loop van de eeuw wel iets opgerekt, maar voor de meeste mannen was het kiesrecht onbereikbaar. Vrouwen vielen al helemaal buiten de boot.
Met name in het laatste kwart van de 19de eeuw werd de roep om algemeen kiesrecht steeds sterker. Toch duurde het tot de 20ste eeuw voor de doorbraak zou komen. In het historische jaar 1917 kregen alle volwassen Nederlandse mannen kiesrecht. De vrouwen kregen het recht pas twee jaar later, in 1919. In België duurde dat laatste overigens nog veel langer. Pas sinds 1948 mogen vrouwen in België stemmen. Daar moeten ze het zelfs, net zoals de mannen. In Nederland is er stemrecht; in België stemplícht.
Kom meer te weten over deze kwesties in het dilemmaspel in de tentoonstelling.