Haas schreef zijn biografie aan de hand van anekdotes, interviews en punkuitgaven, en het resultaat is een tijdsbeeld met een mythische hoofdpersoon.
Tachtig interviews met onder andere Hugo Kaagman, Diana Ozon, Louise van Teylingen en familieleden van Ivar vormen de basis voor deze oral history. Vics zelf blijft soms wat onderbelicht en ongrijpbaar. Hij was een kameleon die van kleur verschoot als de situatie daar om vroeg, zegt kunstenaar en vriend Erik Hobijn dan ook. Nee, deze man komt tot leven in de verhalen die anderen over hem vertellen.
Dat levert een levendig tijdbeeld op van de Amsterdamse punkscene van rond 1980 en van de jaren zestig en zeventig toen Vics opgroeide in Amsterdam Zuid. Hij was de zoon van een Letse grafisch ontwerper en een moeder die opgegroeid is op Sumatra, beiden getekend door de Tweede Wereldoorlog. Ivar raakt als kleuter bevriend met de latere punkdichteres Diana Ozon. Ze spelen op straat, verliezen elkaar uit het oog en komen elkaar in de zomer van 1978 weer tegen en bezegelen hun band door een sneetje in hun polsen te maken en ze tegen elkaar te drukken.
In de collectie van het Amsterdam Museum zijn portretten van zowel Diana Ozon als haar bloedbroeder Ivar Vics. In 1986 schilderde Aat Veldhoen Diana Ozon als een statige vrouw in groen gewaad met blond punkhaar, omgeven door letters. De spuitbus rechtsonder is een verwijzing naar de graffiticultuur van punk. In 1996 maakte Louise van Teylingen postuum een portret van Ivar Vics met op de achtergrond het stadswapen van Amsterdam. Hij draagt een leren jack en rookt een grote joint.
Van Teylingen vertelde aan Haas hoe ze Dr. Rat ontmoette in 1980. Zij is vijftien, hij negentien. ‘Ik liep zelf rond met een ratje, misschien was dat wel een aanwijzing dat ik hem zou leren kennen.’ Ivar beschermt haar. Ze mag alleen wiet en speed gebruiken, nooit heroïne.
Vics is dan al een intensief gebruiker, hij draagt als Dr. Rat een koffertje bij zich met drugs bij zich. Hij zwerft door de stad, verblijft in het NRC-gebouw en andere kraakpanden en in Ruigoord. Als tekenaar en schilder is hij zeer productief: hij schildert op papier, T-shirts en vooral op muren, en doet mee aan allerlei kunstmanifestaties. Hij brandt en brandt en brandt uit. In 1981 overlijdt hij aan de gevolgen van overmatig drugsgebruik. Wat overblijft is een verhaal, en Martijn Haas heeft het goed verteld.