Merklap van Paulina Sophia Roos
Paulina Sophia Roos wordt op 15 februari 1881 uit het huwelijk van Dirk Cornelis Roos (1840) en Anna Frederika van Wichen (1838) geboren. Het echtpaar krijgt vier kinderen waarvan Paulina de jongste is. Ze heeft twee broertjes en een zusje. Paulina is een jaar oud als haar vader overlijdt. Als ze ook haar moeder verliest komt Paulina als twaalfjarige in het Burgerweeshuis terecht om er nooit meer weg te gaan. De meeste meisjes verlaten het weeshuis als ze zestien zijn. Paulina blijft. Op 4 februari 1958 overlijdt ze na een kortstondig ziekbed op 76-jarige leeftijd. Haar rouwadvertentie vermeldt dat ze de laatste burgerwees is. Enkele weken daarvoor, op zaterdag 18 januari publiceert Elseviers Weekblad een interview met Paulina in die hoedanigheid. Op haar kamer, uitkijkend op de Nieuwezijds Voorburgwal vertelt ze honderduit over haar leven in het weeshuis. Ze heeft de tijd dat de kinderen een weeshuiskostuum droegen nog meegemaakt. De weesjongens zag ze alleen op zondag als ze naar de kerk gingen. De jongens en meisjes leefden gescheiden van elkaar. Paulina vertelt dat ze het goed gehad heeft in het weeshuis: “een rijk tehuis, waar de wezen een voortreffelijke opvoeding kregen”. En dat niet alleen want “o, we hebben hier wat een plezier gehad onder elkaar”. Ze heeft er geen spijt van dat ze hier als twaalfjarig meisje is gekomen er op haar oude dag nog zit. Slechts drie weken later laat Elsevier weten dat Paulina is overleden. Met Paulina’s heengaan wordt een tijdperk van ruim 400 jaar wezenzorg aan de Kalverstraat afgesloten. Ze laat één merklap na. Die doek draagt het handschrift van het Burgerweeshuis. De doeken openen met rijen van alfabetten en cijferreeksen in donkerrood garen. Het aantal herhalingen van die alfabetten varieert. Zowel het Gotische en het Romeinse schrift worden daarbij geoefend. Elke rij sluit af met een reeks initialen. Dan volgen meestal twee regels met persoonlijke gegevens over de borduurster, haar ouders, haar leeftijd en het jaar waarin de doek voltooid is. De laatste regels zijn gewijd aan personeel en regenten en regentessen, op de laatste regel onder kronen. Daaronder worden allerlei motiefjes geborduurd. De doek van Paulina uit 1895 is daar een kortere versie van, ze husselt de regels wat door elkaar. De eerste vier bestaan uit alfabetten en cijferreeksen, dan volgen twee persoonlijke regels. Op de zevende regel oefent ze nog een onvoltooid alfabet. De initialen op de achtste regel behoren de regenten van het weeshuis toe. Ze sluit af met de negende regel, die uit de initialen van weeshuispersoneel bestaat, zoals die van de Wollen-Matres, de Wasch-en Strijkmoeder en de Meisjes-Groothuismoeder. Onder de reeks kronen die volgt komen de initialen van de laatstgenoemde dames nog een keer voor. De onderste helft van de doek bestaat uit zes geromantiseerde motiefjes, die in wisselende samenstelling ook op andere burgerweeshuisdoeken voorkomen. Paulina koos onder andere voor een meisje dat kippen voert, een jongen en meisjes, die een onderonsje hebben en een ruiker met rozen. De patroontjes komen hoogstwaarschijnlijk uit voorbeeldboekjes. Ze zullen, na al die saaie regels, zeker het borduurplezier van de meisjes verhoogd hebben. Paulina werkte met zijden garen op een linnen ondergrond.