7 januari 1952: In de werkplaats van Perlee. Geknield op de voorgrond vader Gijs Perlee, achter het orgel: Henk Jansen (medewerker, was meubelmaker van beroep), op de rug gezien de jonge Cor Perlee. Foto G.L.W. Oppenheim, Stadsarchief

 

Cor in de leer

Cor deed na de lagere school het zevende leerjaar in de school aan de Karthuizerstraat. Het jaar daarna was hij oud genoeg om naar de ambachtsschool in de Westersstraat te gaan, waar hij de richting meubel maken volgde. Ondertussen keek hij mee in de werkplaats en zo heeft hij zich het vak van draaiorgels maken aangeleerd.

Cor werkte vanaf zijn 15e, rond 1950, in de werkplaats van Perlee waar hij zo’n 44 jaar zou werken. Eigenlijk zou hij naar het bedrijf Decap in Antwerpen moeten; daar werden dansorgels vervaardigd en kon je het vak goed leren, maar dat kwam het niet van. De stiefbroer van zijn vader had een ander plan. Die had een opdracht binnengekregen voor het leveren van een klein kinderorgel voor op de kermis.

Dat werd het leerstuk voor Cor. Zijn oom beloofde hem bovendien fl 20,- zakgeld per week.

Cor maakte zeker 60% van dat orgeltje, alleen de blaasbalg beleren, dat beheerste hij nog niet. Zijn oom ontving fl 1800,- voor het orgeltje, maar toen ie dat geld op zak had, maakte hij het helemaal op en kreeg zijn neefje Cor niets uitbetaald! Vader Gijs heeft toen nog de laatste afwerking gedaan, zoals het pijpwerk intoneren en dan alles stemmen.

 

Werken aan het Snotneusje

De opknapbeurt van het Snotneusje die hij zich herinnert vond zo’n 5 jaar na de oorlog plaats, toen Cor daar als 15-jarige net aan het werk was.

“Er waren pijpen versplinterd, ik heb er 2 kogels uitgehaald en 1 kogel zit er nog in, dat was teveel moeite om eruit te halen”.

Toen werkte zijn broer Gijs nog niet in de zaak, dat was pas later, rond 1960. Zijn broer deed schilderwerk en schilderde onder andere de slapende reus midden onder op Het Snotneusje (zoals die in 1992 is aangekocht door het Amsterdam Museum). Bekend zijn ook de typische Perlee-roosjes, die je zowel op Het Snotneusje als op tal van andere Perlee-orgels aantreft.

De kleuren en het uiterlijk van het draaiorgel destijds kan hij zich niet meer herinneren. De zalmroze/ terracotta-achtige ondergrond, die vanuit het onderzoek naar de kleurlagen in 2020 naar voren is gekomen, zou volgens hem zeker een goede mogelijkheid zijn.

Draaiorgels werden soms in de vreemdste kleuren geschilderd. “Er was zelfs een draaiorgel dat we de chocoladekast noemden, omdat ie helemaal donkerbruin was!”

 

Opdrachten uit het buitenland en koninklijke opdrachten

Een ander leerstuk voor Cor was het ‘Het Parapluutje’. Vader had dat draaiorgel aan een universiteit in Canada verkocht. De directeur nam na een aantal jaren contact op, omdat het orgel het niet meer deed. Het was stuk gegaan omdat het in een hal met centrale verwarming had gestaan. Vader wou echter niet naar Canada, dus men stuurde het orgel terug naar Amsterdam voor reparatie. De hele windlade bleek gescheurd. De jonge Cor maakte helemaal zelf een nieuwe windlade. Anton Pluer, een bekende orgeldraaier en -maker uit Bussum, sprak zijn bewondering daarover uit.

 

De draaiorgelbouwers van Perlee kwamen heel vaak in het buitenland voor nieuwe leveringen en onderhoud. Cor schat in dat het om wel 130 reizen gaat. Soms ook heel ver, zoals naar Dubai en Hongkong. Bijzonder waren ook de bezoeken aan Thailand. Cor is er wel 17 keer geweest, ook voor vakantie, en keizer Bumibol gaf Perlee de opdracht om een draaiorgel voor hem te maken. Bumibol was muzikaal en draaide bij ontvangst van het draaiorgel er zelf ook even aan. We hebben later ook nog speciaal draaiorgelboeken met Thaise liedjes aangeleverd, vertelt Cor.

Een andere koninklijke opdracht kwam van het Nederlandse Koninklijk Huis. Prins Bernhard overhandigde in de Jaarbeurs van Utrecht een draaiorgel aan de Britse Prins Philip.

 

Werken in de Westerstraat

Het echte werk aan de orgels vond natuurlijk in de Jordaan plaats. Cor vertelt wie daar zoal bij betrokken waren.

Opa Perlee was begonnen met orgels aan de Westerstaat 11, maar later verhuisde het naar Westerstraat 119. De meeste toeleveranciers waren direct in de buurt te vinden.

Houtdraaier Riet, vlakbij in de Westerstraat, draaide de mondjes van de pijpen.

Verf was afkomstig van de Verfton, van de familie Koldijk, ook in de Westerstraat. De grondverf kwam uit het grote vat.

Ome Jan Bal, oorspronkelijk afkomstig uit Rotterdam, woonde in de nabij gelegen Houttuinen. Hij deed het schilderwerk, later nam broer Gijs Perlee dat werk over. Jan Bal beschilderde waarschijnlijk ook het Snotneusje.

beschilderen van een draaiorgelbeeld, foto uit het archief van Kring van Draaiorgel Vrienden, eventuele rechthebbenden wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen.

beschilderen van een draaiorgelbeeld, foto uit het archief van Kring van Draaiorgel Vrienden, eventuele rechthebbenden wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen.

Piet Maas was de noteur, hij maakte de muziekboeken, schreef het uit op een rol papier.

Romke de Waard, orgelliefhebber en jurist, kwam eens bij Perlee om de toewijzingen van de wijken voor alle orgels te doen. “Er waren toen zo’n 33 draaiorgels!”

 

De families Struijs, Warnies en Perlee.

Familienamen die veel opduiken als het over draaiorgels in Amsterdam gaat zijn Struijs, Warnies en Perlee. Leon Warnies (1835-1903), een uit Vlaanderen afkomstige handelsreiziger bereisde met vrouw en kinderen de wereld en vestigde zich later in Amsterdam aan de Palmstraat en Palmgracht. Warnies was blind geworden en hield zich bezig met verhuur van draaiorgels. Een dochter van Leon Warnies was getrouwd met de grootvader van Cor Perlee.

De grootvader van Cor Perlee trouwde, nadat zijn eerste vrouw was overleden, met de weduwe van Karel Struijs. Struijs had een jongen van verdrinking uit de Brouwersgracht gered. Deze reddingsactie bezorgde hem de ziekte van Weill en kostte hem uiteindelijk het leven. Karel Struijs was betrokken bij de bouw van draaiorgels van Perlee, waaronder het Snotneusje*

 

Cor Perlee en Sophia Indenberken trouwen in 1956

Cor Perlee en Sophia Indenberken trouwen in 1956

Cor is dan 21. Naast Cor staan zijn ouders, naast zijn echtgenote het zusje van Cor en de ouders van de bruid. Uit archief van Cor Perlee. Hier is tijdelijk een filmstill gebruikt uit ‘Perlee, laatste van het geslacht draaiorgelbouwers?’ van Helena de Jong, 2012

 

Cor en Corona

Cor bespeelt graag hammondorgels én werkt nog altijd aan draaiorgels, bijna dagelijks van half tien tot vier. Nu gewoon in de eetkamer thuis. Een loods huren was te duur en zijn vrouw vond het goed als hij thuis ging werken. Zijn vrouw Sophia is vorig jaar overleden, maar Cor werkt thuis rustig verder.

 

Ten tijde van het interview (april 2020) blijven veel mensen thuis in verband met het Coronavirus. Voor Cor is dat - vanwege zijn thuiswerk- geen groot verschil met anders. Zijn dochter zorgt goed voor hem, komt af en toe wat koken.

 

“Gisteren hoorde ik muziek buiten. Ik dacht eerst, staat er nou een radio aan. Stond er een draaiorgel voor m’n deur te spelen! Dat had mijn dochter voor me geregeld! Ik heb nog wat geld in zijn bakkie gedaan en de orgelman, Ruud Brienen, komt als de Corona over is bij mij een bakkie doen, ik kende hem nog wel van vroeger.”

Ruud Brienen bespeelde een draaiorgel dat was voorzien van een ‘midi’, waarmee langs elektronische weg uit wel 1000 verschillende nummers gekozen kan worden door één druk op de knop. Wel gemakkelijk en veel keuze, maar niet zo echt als een ’ouderwets’ draaiorgel, aldus Cor.

 

 

*Zie ook https://www.ensie.nl/xyz-van-amsterdam/warnies-leon-1835-1903