We lopen daarom iets verder door, naar haar echte lievelingsplek. Dat is een plekje in het park wat ze zelf de moerasheide noemt. Esmee, Bommel en ik wandelen er samen op een herfstdag naartoe. We bereiken de moerasheide en ik begrijp waarom Esmee haar lievelingsplek zo noemt.

“Nu is het er net een moeras, vol modder en drassige plekken. Maar in de zomer staat het gras hier soms wel een meter hoog vol prachtige bloemen en ‘onkruid’. Dat komt omdat ze besloten hebben om deze plek ongeroerd te laten. Er wordt hier bijna nooit gemaaid, waardoor er hier van alles groeit en bloeit. Ik vind het heel goed dat de natuur hier zijn gang kan gaan. In Nederland blijven er steeds minder stukken natuur over. Ook hier om het Beatrixpark heen wordt altijd van alles gebouwd. Laatst nog een enorm hotel, dat je al van veraf kunt zien. Maar niet op deze plek. Het is best een grote, open weide, maar als je hier om je heen kijkt, zie je geen enkel gebouw. Best bijzonder voor een plek in Amsterdam. Zeker zo vlak naast de Zuidas.”

Esmee laat Bommel los, die meteen dolenthousiast de grassen induikt. Vaak is Bommel, vanwege de dichte begroeiing, even onzichtbaar. Maar altijd springt ze na een paar minuten, almaar natter en modderiger wordend, weer vrolijk op. We nemen plaats op het donkere, metalen beeldhouwwerk dat midden in de drassige grasvlakte staat.

“Hier zit ik meestal. In de zomer moet ik dan wel een kleedje meenemen, want dat metaal wordt loeiheet. Soms neem ik een boek mee en blijf ik hier lekker lezen. Maar heel vaak doe ik niets, ik kijk een beetje naar waar Bommel mee bezig is. Dat is heel meditatief. Ik neem nooit mijn telefoon mee en kom eigenlijk ook bewust naar het park om me te vervelen. Dan luister ik naar de geluiden om me heen, naar de ritselende blaadjes of de vogels – zoals nu! Hoor je?”