Toen de vriendin van een vriend van hem plotseling verlamd raakte, begon Nico deze vriend te helpen met de boekenkraam op het Spui, elke vrijdagmiddag. Het begon als een vriendendienst, waar hij de kraam beheerde op de momenten dat zijn vriend diens vriendin moest bijstaan. Later zijn ze met z’n tweeën doorgegaan. Toen corona uitbrak hebben ze uiteindelijk samen besloten om te stoppen.
Nu komt Nico nog regelmatig op de boekenmarkt om even een praatje te maken. Maar zegt hij: “Ik ga er niet naast zitten en niks lopen doen.” Volgens Nico is de boekenmarkt wel echt een ontmoetingsplek. Hij spreekt de mensen die hij op de markt heeft leren kennen dan ook zeker nog wel, vooral de vriend met wie hij de boekenkraam heeft beheerd.
Zelf leest Nico ook veel, voornamelijk literatuur. “De omloopsnelheid van boeken is wel veel sneller tegenwoordig.”, merkt hij op. Het valt hem ook op dat de mensen die op de boekenmarkt af komen weer een jaartje ouder worden. “Vroeger werden er nog dingen gedaan om jongere mensen te lokken, dan was er bijvoorbeeld een festival en was er overal in de buurt wel wat te doen.” Nu is dat voorbij volgens hem.
Maar verbonden met de stad voelt Nico zich zeker als hij hier is. Niet alleen omdat het een ontmoetingsplek is voor hem, maar ook door de geschiedenis die de plek met zich meebrengt. Als voorbeelden noemt hij de boekenwinkels die al jaren te vinden zijn aan het plein, of de provo’s die er vroeger zaten. De aanwezigheid van zoveel geschiedenis vind hij dan ook typisch iets voor Amsterdam.