De kledingstukken die zijn verzameld worden bruiklenen genoemd, de mensen die deze kleding aan ons uitlenen noemen we de bruikleengevers.  Op het moment dat een kledingstuk bij ons binnenkomt kan het worden opgenomen in de museumcollectie. Hierdoor verandert het in een museumobject. Aan deze opname in de museumcollectie gaat een proces vooraf.

Puck en Hans inspecteren ieder kledingstuk. Zij weten immers precies hoe deze stukken er ooit uit hebben gezien. Mist er een knoopje? Dan wordt dit meteen opgemerkt. Voor de bruikleengevers, wordt er een contract opgesteld. Na het opstellen van dit contract wordt de kleding voorzien van twee nummers. Het eerste nummer verwijst naar de bruikleengever. Als er meerdere producten per bruikleengever worden geschonken wordt dat aangeduid met het tweede nummer.

Kleding wordt gearchiveerd aan de hand van nummers. Hierna worden de stukken gefotografeerd.

Kleding wordt gearchiveerd aan de hand van nummers. Hierna worden de stukken gefotografeerd.

De kledingstukken worden allemaal gefotografeerd. Er wordt een dossier opgesteld zodat alle stukken na de tentoonstelling weer bij de juiste bruikleengever terechtkomen. De opgeslagen kleding wordt onderverdeeld in thema’s die aansluiten bij de tentoonstelling.  De mooiste sets worden samengevoegd, deze bestaan vaak uit kledingstukken van verschillende bruikleengevers. Dit gebeurt in nauw overleg tussen gastcurator Maarten Spruyt, adviseur Frans Ankoné, hoofdconservator Annemarie den Dekker en natuurlijk Puck en Hans.

De kleding van Puck & Hans is gemaakt om gedragen te worden, om in te bewegen, maar wanneer deze in het museum aankomen staat ze een statische presentatie te wachten. De kledingstukken veranderen langzaam in museumstukken. Vanaf dit moment wordt er alles aan gedaan om ze in goede staat te behouden en te presenteren aan het publiek.