Puck: "Hans en ik hebben altijd goed kunnen samenwerken. Ik was meer de “design chef”, ik maakte patronen, de eerste modellen knipte ik. Mijn zus hielp met de administratie. Zij bestierde de winkel in Den Haag en Rotterdam. Op het atelier werkten 2 modellennaaisters. Tussendoor gingen we doorpassen en dat deden Hans en ik samen. Dan keken we of we het überhaupt mooi vonden. Zo kwamen we samen dan weer op nieuwe modellen. Samen gingen we ook naar stoffenbeurzen. Binnen de zaak hadden we wel ieder onze eigen ruimte. Als ik patronen maakte dan wilde ik het liefste alleen zitten, dat was een technisch werkje. Daar moest je geconcentreerd aan werken. Als iedereen het uiteindelijke ontwerp leuk vond en het was goedgekeurd, dan werd het in drievoud of viervoud gemaakt, van maat 36 tot 42."

Hans: "Ik was het manusje van alles, van ramen lappen als het zo uit kwam tot inkopen doen, en natuurlijk de etalages maken, zoals het tegenwoordig deftig heet “personal merchandising”. Als een kledingstuk echt een knaller was dan maakten we er wel honderd van. Die liepen dan zo ontzettend goed, dat kon het atelier niet aan, die konden er dan maar 40 maken. In de begin jaren kwamen we erachter dat we niet hele winkel konden vullen, daarom hadden we merken er bij. Dat was ook meer een hobby, we wilden de allerleukste ontwerpers hebben, we vonden het ontzettend leuk. Inkopen deden we in Parijs. De administratie deden we meer op “fingerspietzen” gevoel. Er was geen financieel adviseur bezig ofzo. Op de een of nadere manier ging het gewoon."