Hoeden en hoofdbedekkingen zijn van alle tijden: ter bescherming van je hoofd in verschillende weersomstandigheden, uit religieuze overwegingen en om te laten zien dat je modieus bent. Vandaag de dag dragen we niet veel hoeden meer, meestal alleen bij officiële gelegenheden. Vanaf de jaren '60 van de 20ste eeuw raakte de hoed uit de mode door de opkomende jeugdcultuur en later door de hippies.
19de-eeuws hoedje
In de 19de eeuw droeg een vrouw altijd iets op haar hoofd als ze naar buiten ging. Dit kon een muts of een hoed zijn, maar ze ging niet zonder hoofdbedekking het huis uit. Vanzelfsprekend was dit een zo modieus mogelijk hoedje. Een voorbeeld hiervan is dit blauwe kapje of hoedje uit ongeveer 1865-1875. Het is een hoedje van blauwe zijde en tule, versierd met (imitatie) margrieten en lange blauwe zijden linten. Een hoedje als dit was bedoeld om mee naar buiten te gaan en te wandelen of te picknicken. Blauw was zeer in de mode. Het hoedje werd vastgezet met een crèmekleurig lintje onder de kin. Het lintje is nu bijna geheel vergaan. De linten werden los gedragen en naar voren of naar achteren gedrapeerd. Het lange haar werd in een grote knot of ‘up-do’ gedragen, die onder het hoedje paste en er gedeeltelijk onderuit kwam.
Hoedje uit de jaren ’30
De mode tussen de tweede helft van de 19de eeuw en de jaren '30 van de 20ste eeuw veranderde flink voor vrouwen, maar er werden nog wel hoeden gedragen bij het naar buiten gaan. Dat blauw een geliefde modekleur is gebleven, blijkt uit dit hoedje uit ongeveer 1930-1940. Het blauwe vilten hoedje heeft een clochemodel met een witte piqué band en strik om de bol heen. In de roze binnenvoering is een label van Georgette Claux uit Parijs te zien. Dat duidt op een modieus hoedje, hoewel er ook weleens met etiketten gesjoemeld werd. Zo kon een hoed of kledingstuk voor een heel modieus mode-item uit Parijs doorgaan, terwijl het etiket door de draagster zelf was toegevoegd. Bij dit hoedje is dat waarschijnlijk niet het geval en komt het echt uit Parijs.