Mijn betrokkenheid bij dit onderwerp komt voort uit mijn fascinatie voor West-Afrikaanse cultuurvormen die zich onder invloed van de slavernij ontwikkeld hebben tot een geheimtaal. Cultuurvormen zoals Anansi-verhalen, Capoeira en Angisa. Deze geheime talen hebben de Afrikanen op de plantages in het Caribisch gebied geholpen het harde slavenleven te doorstaan en/of sterker gemaakt om de plantage te kunnen ontvluchten.
De verhalen over Anansi de Spin werden door de tot slaaf gemaakte Ghanezen meegenomen naar Suriname en de Antillen. Door het gebruik van dierennamen kon je op een heimelijke manier je boosheid uiten of lachen over de mensen aan de macht. De spin stond symbool voor de tot slaaf gemaakte die meestal door een list de tijger (lees plantagebaas), te slim af was. De verhalen maakten de mind sterk, ze waren een goede uitlaatklep, gaven hoop en plezier. In Senegal zijn er ook verhalen over een 'trickster' zoals de spin Ananse uit Ghana, maar dan in de vorm van een slimme haas. Die verhalen zijn ook terug te vinden in het Caribisch gebied.
Capoeira komt voort uit een rituele dans uit Angola. Angolese slaafgemaakten namen deze dans mee naar de Portugese kolonie Brazilië en ontwikkelde zich daar tot een bevrijdingsdans. Het verhaal gaat dat de slaafgemaakten op de plantages net deden alsof ze dansten, maar dat ze zich in feite lichamelijk sterk maakten. In het geheim zat er een gevecht verstopt in de dans, de legendarische dans/vechtkunst Capoeira.
De geheimtaal van de Angisa is ontwikkeld in Suriname aan het einde van de slavernijperiode toen vrouwelijke slavinnen meer beschikking kregen over kleding en stof. Mevrouw Christine Russel-Henar schrijft in haar boek 'Angisa Tori' dat er in 1835 voor het eerst geschreven wordt over bindwijzen van hoofddoeken die boodschappen doorgaven. In de documentaire 'Aanpakkers' van Frans Bromet vertelt Mevrouw Mildred Isselt-Dankoor dat slavinnen nauwelijks in de gelegenheid waren met elkaar te praten. Er zijn verschillende soorten bindwijzen van de hoofddoek bedacht om afspraken en gevoelens kenbaar te maken. Een bekende afspraak-boodschap was: 'Wacht op me op de hoek'. En boodschappen die een gevoel uitdrukten: 'Let them talk' en 'Ik ben in de rouw'.
Deze geheime taal via de hoofddoek heeft me geïnspireerd tot de installatie 'Talking Hats'.
In Afrika ligt haar voetafdruk in de rode aarde. Het meisje komt uit Senegal. Op haar hoofd draagt zij een Angisa. De hoofddoek die zij in Afrika eenvoudig omknoopte heeft zij in Suriname behandeld met stijfsel van cassave. En gevouwen tot een hoofddoek in de vorm van een boodschap. Alleen verstaanbaar voor andere mannen en vrouwen die in slavernij leefden. Onder haar arm draagt ze een haas. Later geeft zij de verhalen over de slimme haas door aan haar kinderen. Net als de stille manier van praten via haar hoofddoek.
Ieder 'standbeeldje' staat voor een bekende of onbekende vrouw uit de slavernijgeschiedenis.
Vrouwen die zichzelf bevrijd hebben door het oerwoud in te vluchten (moeder van latere Marron-leider Boni die in vrijheid geboren is) of vrouwen die anderen hebben helpen vrij te maken (Harriet Tubman in de VS). En later vrouwen die op hun eigen manier hebben gestreden voor gelijke rechten (Miriam Makeba) of voor meer bewustwording bij kinderen met betrekking tot de slavernijgeschienis (Noni Lichtveld).
Het mooie van de Angisa geheimtaal vind ik dat Afrikaanse vrouwen zich door hun enorme creativiteit niet hebben laten 'onteigenen'. Het gevoel voor eigen waarde bleef sterk. Dankzij deze voorouders zijn er een heel aantal dames (en ook heren) in Suriname en in Nederland die de kunst van het hoofddoekbinden levend houden.