Het woord corvee wordt niet zo op prijs gesteld door de vrijwilligers die het onderhoud van het complex organiseren. Het is ‘gemeenschappelijk werk’ corrigeren ze. Een vriend van me deed het onaangenaam veel aan het vroegere ‘reëel bestaande’ Oost-Europees communisme denken. Soms is het stiervervelend, soms is het letterlijk ‘gemeenschappelijk werk’ met leuke ontmoetingen. Zoals onlangs, toen ik samen met medetuinder Elisha aan het werk was in het Postmaplantsoen.

Het Postma-plantsoen is vernoemd naar de eerste voorzitter van Amstelglorie, dat in 1953 officieel opgericht werd. Het plantsoentje is prachtig. Het hoort bij  het openbaar groen dat dus door de Amstelglorie-tuinders onderhouden wordt. Elisha en ik togen er heen met een kruiwagen vol met in de kweektuin gekweekte planten om het laatste kale stuk te beplanten. Verder was het plantsoen een zee van klaprozen, mooie helpaarse bloemen met grijsgroene stelen, en gele bloemen waar ik ook de naam niet van weet.

Mieren

Elisha spit, ik stort me op wilde wingerd die alles dreigt te verstikken. We praten over Israël waar hij geboren is, over zijn Nederlandse opa, over (het gebrek aan) gastvrijheid onder de Amsterdammers, over Ruigoord waar hij graag komt en waar ik een tentoonstelling over gemaakt heb. Dan komt er een kleine kolonie rode mieren vanuit een van de nieuwe plantjes mijn arm opwandelen. Het doet behoorlijk zeer en Elisha gaat naar zijn tuin om een stuk van zijn Aloë Vera-cactus af te snijden. De pijn verdwijnt snel door de sappige stukken cactus op mijn arm. Deze plant is ook een migrant, meegenomen uit Israël.

Een voldaan gevoel over een mooi gesprek en een plantsoen vol plantjes. Niet gek voor twee uur ‘gemeenschappelijk werk’. Amstelglorie is trouwens vrij toegankelijk tot zonsondergang, van april tot oktober. Bij het Postma-plansoen staat een bankje. Kom eens kijken, koop wat wijn of bier in de Amstelglorie-toko, ga op dat bankje zitten of wandel door de tuin, naar bijvoorbeeld de tuin waar Jan Wolkers ooit zat. Bijna alle 40 (!) Amsterdamse volkstuinen zijn trouwens vrij toegankelijk.

‘Prosecco-tuinders’

Amstelglorie, al lang ook mijn volkstuincomplex, dreigt te verdwijnen, net als andere complexen, vanwege de behoefte aan bouwgrond in Amsterdam. Hopelijk wordt het nog een tijd afgewend. Ik zou de jaarlijkse terugkeer van narcissen, goudenregen, rozen en nog veel meer erg gaan missen, net als maaltijden met vrienden tijdens lange zomeravonden en boeken lezen in de schaduw. Ik zou zelfs het gevecht tegen het onkruid missen. En het ‘gemeenschappelijk werk’.

De Schatkamer van het Stadsarchief aan de Vijzelstraat foto Annemarie de Wildt

De Schatkamer van het Stadsarchief aan de Vijzelstraat foto Annemarie de Wildt

Inmiddels ben ik ook in het Stadsarchief geweest in de prachtige vrij toegankelijke Schatkamer. Niets te vinden over het gemeenschappelijk werk, maar wel mooie foto’s van de tuinders van vroeger met hun strakke groentetuinen. In 1912 ging de eerste Amsterdamse volkstuin open en op 18 augustus aanstaande precies 100 jaar geleden werd de Bond van Volkstuinders opgericht. De eerste volkstuinen waren vooral bedoeld om zelf voedsel te verbouwen. Later mochten er huisjes komen en weer later mocht je daarin zelf overnachten. Inmiddels zijn de volkstuinen niet alleen meer voor de arbeiders.  Politici die vinden dat volkstuincomplexen moeten wijken voor woningbouw spreken soms wat denigrerend over ‘prosecco-tuinders’. Ook de website Mokums.nl heeft twijfels bij de ontwikkelingen: ‘Yuppen zijn niet zo ‘in to’ kokkerelen dus wat je steeds vaker ziet is dat de tuin vol staat met bloemen’. Gelukkig wel zeg, maar het oogsten van druiven, appels en noten en het eten van je eigen courgettes is nog steeds een deel van de lol, ook voor de volkstuinders van nu.

Kranten artikel in de tentoonstelling

Kranten artikel in de tentoonstelling