Bijzonder aan deze japon is dat wij weten wie de draagster is geweest, namelijk Geertrui Springer-ten Cate (1819-1902). Bovendien is er een portret bewaard gebleven waarop zij als 28-jarige de japon draagt. Geertrui - de vrouw van Cornelis Springer (1817-1891), de bekende schilder van romantische stadsgezichten - draagt op dit portret het in die tijd veel voorkomende kapsel met langs het gezicht neerhangende pijpenkrullen. Deze haardracht is geïnspireerd op een haardracht uit de tweede helft van de zeventiende eeuw.
Het decolleté van de roze gestreepte, zijden japon is opgevuld met een batisten chemisette met een brede, met kant afgezette kraag. De mouwen zijn pagodevormig en de rok is naar het heersende modebeeld wijd en reikt tot de grond.
Één japon, meerdere outfits
De verschillende onderdelen waaruit deze vierdelige japon bestaat worden niet gelijktijdig, maar op diverse momenten van de dag gedragen. Op deze manier kan de rok op verschillende manieren worden gecombineerd. De japon bestaat uit een wijde rok, een lijfje met lage hals (voor 's avonds), een hooggesloten lijfje met halflange pagodemouw (voor overdag) en een pelerine die aan de voorzijde met knoopjes gesloten wordt (een variatie voor overdag). Op het portret draagt Geertrui het lijfje met de lage hals met daaraan een schouderkraag of berthe in dezelfde stof; deze laatste is overigens niet in de collectie aanwezig. Stoffen waren zeer kostbaar en meerdelige japonnen die verschillende combinaties opleveren, zijn dan ook zeer gebruikelijk.
De japon en het schilderij zijn via twee kleindochters van Geertrui Springer-ten Cate en Cornelis Springer in 1944 in de collectie van het Amsterdam Museum terechtgekomen.