Schoenen zoals dit gele exemplaar met geborduurde bloemen, werden bij speciale en feestelijke gelegenheden binnen gedragen. De stof en versiering tonen de status en rijkdom van de draagster. Het materiaal hoefde niet overeen te komen met de stof van de japon waar deze bij werd gedragen. De voorkanten werden kruiselings vastgezet met een gesp of met veterbanden vastgeknoopt. Het idee van bij elkaar passende stoffen, schoenen en accessoires werd pas aan het einde van de 18de eeuw gangbaar. Voor het dagelijkse gebruik droegen rijke vrouwen muiltjes van zijde of fluweel.
Het was niet gebruikelijk voor een dame van stand om buiten te wandelen. Zodra zij uitging liet zij zich vervoeren per koets. Mocht de dame in kwestie zich toch lopend buiten de deur begeven, dan droeg zij overschoenen tegen modder en straatvuil.
De puntige neus en hoge brede hak zijn typerend voor de tweede helft van de 18de eeuw. In de loop van die eeuw wordt de vorm wat verfijnder en lichter en de hak smaller.