Bij de crinolinemode rond 1860 was het zeer modieus voor jonge vrouwen om een haarnet te dragen. Het haar werd in een middenscheiding over de oren gedragen en dan gevlochten, gegolfd of gerold in een knot laag in de nek. Met behulp van haarolie of pommade werd het kapsel in model gehouden.Ter decoratie werd dan een haarnet gedragen, soms in dezelfde kleur als het haar of juist afwijkend.
Modieuze haarnetten werden versierd met randen en strikken van fluweel, chenille of zijde. Dit haarnet van geknoopte goudkleurige draad, in filettechniek, is daar een voorbeeld van. De band op het hoofd is van gevlochten blauw fluweel met draad erdoorheen en een pompon van gouddraad. Blauw was een uitermate modieuze kleur in deze periode.
Naast ruches en strikken op de bovenkant van een haarnet, werden ook aan de onderzijde vaak strikken aangebracht. Bij dit haarnet van blauw geknoopte draad in filettechniek hangt de zijden strik met geknoopte franje onderaan. Het blauwe elastiek, dat het haarnet bijeen houdt, is mogelijk niet origineel. Ook de strik is losgemaakt en verkeerd om teruggezet. Wanneer dit is gebeurd, of wie het haarnet vermaakt heeft, is onbekend.
Haarnetten werden maar een korte tijd als modieus gezien. Pas in de 20ste eeuw kwamen ze heel even weer in de mode, in de utiliteitsmode van de Tweede Wereldoorlog. Op deze modetekening uit 1940 is te zien dat een dame in een wit mantelpak een hoed en een haarnet draagt. Het haarnet is nu niet alleen ter decoratie bedoeld: in tijden van schaarste spaart een haarnet ook stof uit.