Dit jongenspakje uit de tweede helft van de achttiende eeuw - voor een ongeveer vierjarige - is een kopie van de kleding van volwassen mannen. Kinderen werden gekleed als miniatuurvolwassenen. Mede onder invloed van het gedachtegoed van filosofen als Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) kwam daar in de late achttiende eeuw verandering in, althans in de hogere kringen. Toen pas werd een kind gezien als onschuldig individu met een geheel eigen, te respecteren leefwereld. Het duurde tot de late negentiende eeuw tot deze nieuwe ideeën gemeengoed werden bij een breder publiek.
Vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw tot ver in de achttiende eeuw wordt door zowel meisjes als jongens in hun kleutertijd een tot de grond reikende jurk gedragen. Jongetjes worden hierna gekleed in het volwassen mannenkostuum: een driedelig pak bestaande uit jas, vest en kniebroek. Ook de schoenen zijn kopieën van mannenschoenen. Het kostbare vestje van dit jongenspakje is van wit neteldoek dat met gouddraad is geborduurd met ruiten en bloemenmotieven. Er zitten brokaten knoopjes op.
In 1791 publiceert het modetijdschrift Kabinet voor mode en smaak een opmerkelijk artikel over kinderkleding. Hierin wordt de mening van een Duitse arts aangehaald die zijn afkeuring uitspreekt over ‘de te vroege aanprikkeling der natuurdrift’ die hij voornamelijk aan de broeierige jongenskleding wijt. Vooral de broeken – bedoeld zijn kniebroeken met dichtgebonden pijpen – acht hij ‘te zeer verhittend’. De auteur van het artikel erkent het gesignaleerde gevaar en als alternatief stelt hij een matrozenpak voor (de nieuwste mode) met een wijde en luchtige broek.