Sporten is van alle tijden, maar pas in de 19de eeuw werd er meer aparte kleding gedragen om in te sporten. Deze kleding paste nog steeds in het gangbare modesilhouet. Rond 1860 was het populair voor dames om te wandelen. Een vroeg voorbeeld van een wandelkostuum is de blauwe wollen crinolinejapon. Blauw was een modieuze kleur in deze periode en de wollen stof werd als sportief gezien. De tweedelige japon bestaat uit een rok en lijfje van effen blauwe wollen ripsstof. Het lijfje loopt uit in punten, met aangeknipte schoot, bezet met strookjes en garnering van smalle witte biezen.

De rok is gerend aan de voorzijde en heeft stolpplooien aan de achterzijde, passend in de crinolinemode. Aan de onderzijde een verstevigde stootband. Het bijzondere van de japon zit aan de binnenkant van de rok: een ophaalsysteem waarmee de rok geschikt werd om te wandelen. Op de foto heeft de japon een sleep, voor het wandelen werd de japon opgetrokken zodat de voeten vrij waren.

Japon

Japon, ca. 1870, wol


Een ander voorbeeld van een sportief kostuum is deze grijzige crinolinejapon bestaande uit rok, lijfje en draperie (gedeelte over de rok). Het is een modieuze japon met een sportieve uitstraling door het materiaal en de kleur. De rok is waarschijnlijk van een crinolinejapon vermaakt aan de iets latere tournure mode. De vorm van de draperie en de rok bepalen de datering. De vorm gaat al richting een zogeheten queue, in plaats van crinoline. De rok heeft een biesrand met een zoom aan de buitenkant. Dit kwam pas na 1870 in de mode.