Tijdens het oproer trokken de demonstranten langs diverse locaties in de stad om hun grieven kenbaar te maken. Ook werden er diverse huizen geplunderd, waaronder dat van burgemeester Jacob Boreel aan de Herengracht. Bij de onlusten kwamen enkele mensen om het leven en nadat het oproer was neergeslagen kregen twaalf personen de doodstraf door ophanging. Van de invoering van de omstreden plannen werd door het stadsbestuur afgezien. Het afgebeelde object is een gedenkpenning ter herinnering aan het Aansprekersoproer. Meer informatie
#020today: Aansprekersoproer neergeslagen
Op 31 januari en 1 februari 1696 was Amsterdam het toneel van een groot oproer, dat de geschiedenis in zou gaan als het 'Aansprekersoproer'. Dit oproer vloeide voort uit het protest van aansprekers, een vrije beroepsgroep die werkzaam was in het begrafeniswezen, tegen de plannen van het stadbestuur hun taken over te hevelen naar een stedelijke begrafenisdienst. Hierbij wilde de gemeente het aantal mensen dat werkzaam was in deze sector sterk reduceren van circa driehonderd tot ongeveer een kwart hiervan. Het oproer kon snel verbreiding vinden in de stad, aangezien er een voedingsbodem voor onrust was door de onlangs toegenomen werkloosheid, zoals onder havenarbeiders, de gestegen belastingen en de schaarste onder velen.