In deze periode ontwikkelt zich een type hoed dat tot midden 19de eeuw gangbaar blijft: de luifelhoed. Na 1805 zijn ze op modeprenten te vinden, zoals die van Costume Parisien. De luifel blijft in het begin nog vrij bescheiden, maar wordt na 1812 steeds groter. De luifel wordt ondersteund door baleinen, en omlijstte het hele gezicht. De hoed was naast een modieus accessoire ook een bescherming tegen wind en zon. De rand werd versierd met linten, veren en banden, en kon worden aangepast aan de mode en seizoenen.
Populair materiaal voor luifelhoeden was stro, een vrij goedkoop materiaal. Toch is de luifelhoed op de foto bijzonder, het is een zeldzame hoed. Met een gestreept lint langs de bol en de muizentrapjes van gedraaid stro is het een modieuze luifelhoed. De hoed is van binnen met lichtroze zijde gevoerd, en in de rand met lichtblauwe zijde. Meerdere reparaties in stro en linten wijzen op vermakingen. Hoeden werden regelmatig vermaakt om in de mode te blijven. Onder de hoed werd het haar opgestoken met een middenscheiding en met krullen langs het hoofd. De hoed werd iets naar achter op het hoofd gedragen.