Dit portret is één van mijn favoriete schilderijen uit de collectie van het Amsterdam Museum. Vooral vanwege de peinzende, licht sceptische uitdrukking op het gezicht van Buyck, althans met zijn geschiedenis in het achterhoofd, dat is wat ik er in zie. Maar ook, omdat deze persoon zo mooi verweven zit in 16de-eeuwse verhalen, die in het museum kunnen worden verteld aan de hand van andere collectie stukken.
Hij was de schoonzoon van Pompeius Occo, van wie hier ook een fraai portret te zien is. Dat is geschilderd door Dirck Jacobsz, die werkte in het atelier van zijn vader, Jacob Cornelisz van Oostzanen, in de Kalverstraat tegenover het huis van Occo. Ook van Oostzanen kunnen we aankijken op een zelfportret. In Occo’s testament wordt Buyck, die getrouwd was met Occo’s dochter Ballichje, vermeld. Hij erft een binnenmantel met marterbont gevoerd van zijn schoonvader. Zou het de mantel zijn die hij op zijn portret draagt?
En wie de 16de-eeuwse stad met de Kalverstraat even voor zich wil zien, kan in het museum de kaart uit 1538 van Cornelis Anthonisz bestuderen. Jawel: een kleinzoon van Jacob van Oostzanen. Ze moeten elkaar allemaal hebben gekend. Cornelis Anthonisz, die een aantal opdrachten voor de stad uitvoerde, moet Joost Sybrand Buyck ook wel eens privé hebben ontmoet in het atelier van zijn grootvader, of misschien bij Occo, in diens woning die ‘het Paradijs’ werd genoemd.
Vanaf zijn intrigerende portret inspireerde Joost Sybrand Buyck mij om steeds verder te graven in het leven in Amsterdam in zijn tijd
Willemien Beukenhorst, educatief medewerker en museumdocent
Kijk hier voor meer informatie over dit object
#020today: 'En dan nu: een prachtig portret van burgemeester Buyck'...
Op 26 mei 1578 werd burgemeester Joost Sybrandt Buyck aan de dijk gezet. Hij maakte deel uit van de katholieke oligarchie van Amsterdam, die tot dat moment de stad Spaansgezind had weten te houden, terwijl andere Hollandse steden zich één voor één hadden aangesloten bij de Opstand. Hij was 72 jaar oud en had zijn stad 36 jaar gediend toen hij met een aantal andere hoogwaardigheidsbekleders in een bootje naar de overkant van het IJ werd gevaren. De laatste tien jaar van zijn leven heeft hij niet meer in Amsterdam willen terugkeren.