Tegen het einde van de zestiende eeuw verplaatste de scheepsbouw zich naar de oostelijke eilanden Maar de al vele malen gerepareerde breeuwketel bleef achter in de Nieuwmarktbuurt. Het 900 kilo zware ding was destijds nauwelijks te verplaatsen.
Bas van Lier in ‘Schatten van Amsterdam. Hoogtepunten uit de collectie van het Amsterdams Historisch Museum’ (2000)
Kijk hier voor meer informatie over dit object
#020today: Een gewichtige vondst
Bij de aanleg van de eerste Amsterdamse metrolijn in 1975 deed men bijzondere opgravingen. Reden voor de gemeente Amsterdam om een eigen stadsarcheologische dienst in te stellen. Voor die tijd werden archeologische vondsten van de stad ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam. Een van de spectaculairste opgravingen werd gedaan in de Nieuwmarktbuurt. Slopers troffen in de grond onder de huizen een enorme ijzeren pot (diameter 155 cm). De gemeente wist nog net te voorkomen dat de pot werd verkocht aan een schrootverwerkend bedrijf. De pot werd namelijk herkend als een ketel, die werd gebruikt om onder andere te tanen en te breeuwen. Op een zestiende-eeuwse kaart van de Nieuwmarktbuurt is te zien dat op deze plek een grote scheepswerf was gesitueerd. De werf is tot in de kleinste details getekend en precies op die plek werd vierhonderd jaar later door slopers de ketel gevonden. Misschien zat er pek in. De warme pek werd gebruikt om de met hennep dichtgestopte naden van schepen af te smeren: breeuwen, in vaktermen.