Ze leest voor: “Hugo, er staan twee hip-hoppers voor je aan de deur. Volgens mij zijn het graffitiërs, ze hebben tassen bij zich, één lijkt van bovenaf op Shoe (…) Diana beschrijft in het verhaal haar angsten als het uren duurt voor Hugo terug komt. Ze schrikt op bij iedere ambulance “Ik deel mijn gevoel met vrouwen wier man in een storm zit op zee, of in een oorlog, of die thuis wachten op een crimineel. Je weet niet wanneer hij terugkomt en hoe”. Ze vertelt ons het fragment, als ze het voorleest bij een van haar optredens, altijd verontwaardigde reacties oplevert: hoe ze het durft, zo’n vandalistische graffiti schrijver vergelijken met een zeeman of soldaat?
Zebrahuis
Diana ziet graffiti niet als vandalisme, maar integendeel als iets om de stad mooier te maken, persoonlijker. ‘Lekker vet’ noemt ze het spoor van namen en tekeningen dat rond 1977 ontstond in de straten van Amsterdam. Het liep van het Centraal Station naar het Zebrahuis in de Sarphatistraat. Daar was ook een ander kraakpand, Huize Chaos, ook helemaal volgeschreven. Naar Paradiso, waar de eerste punkbandjes optraden, liep ook zo’n spoor van graffiti.
Het is bijzonder om samen met Aileen Middel, gastcurator van de graffiti tentoonstelling, bij de grand old lady van de graffiti op bezoek te zijn. Ze heeft nog steeds het lichte – toen blond, nu witgrijze - opgekamde haar als op de foto die José Melo in 1985 van haar maakte. Diana heeft een haarscherp geheugen en mooie verhalen.
Dr. Rat
Over haar jeugdvriendje Dr. Rat die ze in de punktijd weer tegenkwam. Hij was tijdens een schoolreisje naar Londen in een punkclub geweest. Op een ochtend stond hij naast het bed van Diana en Hugo in het Zebrahuis. Zo’n club moest er ook komen in Amsterdam. Oor had punk net dood verklaard en Paradiso organiseerde geen punk concerten meer. Punk was Do It Yourself en binnen een paar dagen was er met landbouwplastic, een zelfgetimmerde bar en goedkoop bier van Jac Hermans een club klaar: DDT666.
Diana hakte een gat in een muur achter een kast, een doorgang naar de oefenruimtes van de bandjes. Een uiteraard zaten alle muren binnen de kortste keren onder de graffiti. Diana heeft later nog wel eens een stuk papier over een tekening van Dr. Rat gehangen om die te beschermen “Hij was dood, hij kon er niet meer overheen gaan”. Ze vertelt over de pissteeg achter de V&D (nu Kalvertoren), altijd helemaal volgeschreven. Na de dood van Dr. Rat kwamen heel veel schrijvers daar iets schrijven als hommage.
Waterlooplein schutting
Het is mooi hoe tijdens zo’n gesprek weer stukjes van het verhaal op hun plaats vallen. Het Amsterdam Museum heeft in de collectie de bouwschutting tegenover de Stopera die Hugo Kaagman in 1983 beschilderde. Bij Sno en Level heeft Aileen nog meer beschilderde stukken muur gevonden, die ze geërfd hebben van SweePee. We vermoedden dat ze misschien uit de schutting gezaagd waren, maar Diana vertelt dat Hugo later nog een paar losse stenciltekeningen op hout gemaakt heeft, die ze er achteraf op zijn gaan spijkeren. Een portret van Ed van Thijn met een pakje ‘echte boter’ op zijn hoofd bijvoorbeeld. De spijkers werden op het bouwterrein aan de achterkant van de schutting omgeslagen. Ze heeft nog steeds een litteken op haar voet van het betonijzer waar ze toen in getrapt is .
Slangenpand
We filosoferen over van wie graffiti nu eigenlijk is. Die discussie hebben we ook gevoerd naar aanleiding van de sloop van het Slangenpand in de Spuistraat. Wat kan en moet je bewaren? Diana heeft nog een paar stukjes van het Zebrahuis bewaard toen het ontruimd werd in 1996. Toen de nieuwe eigenaar Kaagman verzocht om een decoratief zebrapatroon langs de trap te maken, weigerde hij. Net zoals Patries van Elsen er niets voor voelde om haar slangenkop terug te zien keren als wandversiering in de gerenoveerde Tabakspanden.
Als we vertrekken van Diana’s volkstuin langs de spoorlijn komt er net een helemaal volgespoten trein langs. “Heerlijk om hier te zitten” zegt ze, “ik lees nog steeds de treinen”.
zie ook de website van Diana Ozon.