Amsterdam telt van oudsher veel goede opleidingen op het gebied van beeldende kunst, die grote aantrekkingskracht uitoefenen op Amsterdamse, Nederlandse en buitenlandse talenten en in broedplaatsen her en der in de stad worden creatieve vuurtjes opgestookt. Individuele en gedeelde ateliers zijn vaak ondergebracht in oude panden. Vanaf de jaren tachtig zijn het veelal kraakpanden die ruimte bieden aan kunstenaars.  Peter  Klashorst en Hugo Kaagman hebben jarenlang geopereerd vanuit  krakersbolwerken. Tegenwoordig wordt kraken niet meer getolereerd, maar tijdelijke huisvesting in leegstaande gebouwen wordt mede door de overheid gefaciliteerd. Sinds 2000 voert de gemeente Amsterdam zelfs een actief  broedplaatsenbeleid: op basis van betaalbare huren worden lege scholen en bedrijven aan individuele kunstenaars of groepen verhuurd.

De Rijksakademie van Beeldende Kunsten is in 1870 opgericht als opvolger van de Koninklijke Akademie die weer voortkomt uit de achttiende-eeuwse Amsterdamse Stads Teekenacademie. Jan Sluijters, Constant, Piet Mondriaan en vele anderen zijn er opgeleid. Aan het einde van de twintigste eeuw wordt de ‘artist residency’ ingevoerd; lesprogramma’s zijn losgelaten, klaslokalen omgebouwd tot ateliers en studenten worden individueel begeleid door ervaren kunstenaars. Jaarlijks melden zich studenten uit alle windstreken en werk van alumni is over de hele wereld te zien. 

De Kunstnijverheidsschool is in 1924 ontstaan uit de samenvoeging van een drietal oudere nijverheidsinstellingen, waaronder de Rijksnormaalschool voor Tekenonderwijzers, gevestigd in het Rijksmuseum. Het nijverheidsonderwijs biedt studenten de mogelijkheid om een onderwijsacte te behalen. Vele jonge talenten kiezen hiervoor: de onderwijsbevoegdheid geeft zekerheid  naast hun vrije werk. Frieda Hunziker is daar een voorbeeld van. In 1967 verhuist de Kunstnijverheidsschool naar het huidige gebouw aan de Fred Roeskestraat, ontworpen door architect en meubelontwerper Gerrit Rietveld. Als de school in 1968 de status krijgt van Academie voor Beeldende Kunst en Vormgeving, wordt - als eerbetoon aan de kort daarvoor overleden architect - de naam veranderd in Gerrit Rietveld Academie. Deze hogeschool biedt nu bacheloropleidingen aan Nederlandse en buitenlandse studenten. Masteropleidingen worden verzorgd door het Sandberg Instituut, opgericht in 1990 en gelegen op een steenworp afstand van de Rietveld. De docentenopleiding Beeldende Vorming wordt nu door de Hogeschool voor de Kunsten verzorgd en is vanaf 2016 gevestigd in het Grootlab aan het Overhoeksplein, naast filmmuseum Eye.

In de loop van de tijd zijn verschillende alternatieve opleidingen ontwikkeld om het kunstonderwijs te vernieuwen. Een ervan is de Nieuwe Kunstschool - van 1934 tot 1941 in Amsterdam gevestigd - een particuliere niet-gesubsidieerde opleiding opgericht door Jan Havermans, Paul Citroen en Charles Roelofsz. Daar werkt men volgens de principes van het Duitse Bauhaus, het moderne instituut in Weimar waar Citroen begin jaren dertig heeft gestudeerd.

Een ander kunstenaarsinitiatief is De Ateliers. Dit onafhankelijke instituut wordt begin jaren zestig geopend in Haarlem onder de naam Ateliers ’63.  In 1992 vestigt het instituut zich in Amsterdam. De naam zegt genoeg: De Ateliers gaat niet uit van traditioneel kunstonderwijs, maar studenten worden deelnemers en docenten worden begeleiders. Nu zijn De Ateliers gehuisvest in het voormalige gebouw van de Rijksacademie aan de Stadhouderskade, de Rijksacademie is ondergebracht in de verbouwde Kavallerie-Kazerne even verderop aan de Sarphatistraat.