Tijdens de Paasmis, in het jaar 1280, ontvangt in het Duitse Kranenburg een schaapsherder het Heilig Sacrament. Het lukt de arme jongen niet om het gezegende stukje brood door te slikken. Na de mis trekt hij het Rijkswoud in waar hij de hostie verstopt tussen twee takken, hoog in een holle eikenboom. Terug bij zijn schaapjes, krijgt de jonge herder berouw. Hij gaat naar de kerk en biecht zijn zonde op en wijst zijn biechtvader de weg naar de schuilplaats. Deze klimt in de bewuste eikenboom. Juist als hij zijn arm uitstrekt om de hostie te bergen, schiet het Heilig Sacrament onder zijn handen verder de holle boom in. De pastoor is machteloos; de hostie onbereikbaar. Teleurgesteld keren de mannen terug naar huis.
Zo’n 28 jaren verstrijken. De hertog van Gelre schenkt de eens zo onfortuinlijke pastoor wat brandhout. Het uit het Rijkswoud afkomstige hout wordt gekapt en gekloofd. Groot is de verbazing als er bij de eerste klap een 80 centimeter groot houten beeld uit de boom rolt. De geconsacreerde hostie is uitgegroeid tot een beeld van de gekruisigde Christus.
Het nieuws van de wonderbaarlijke metamorfose verspreidt zich als een lopend vuurtje. Vele pelgrims vinden de weg naar Kranenburg, dat door de enorme toeloop al spoedig uitgroeit tot het grootste bedevaartsoord in het hertogdom. Het eenvoudige bedevaartskapelletje dat direct wordt gebouwd na de kostbare vondst, wordt in 1436 vervangen door een grotere bedevaartskerk. Daar kan het Christusbeeld nog altijd bewonderd of vereerd worden.