Op 16 juli 2011 schreef ik in #020today een blog over de 19de-eeuwse stoffering van een bewaard gebleven armstoel. Deze vormt het uitgangspunt voor de reconstructie van de velours voor de wanden van het verzamelaarskamertje in Museum Willet-Holthuysen. Zorgvuldig bekijken van de bekleding en de franje leerde dat deze sterk verkleurd waren, zoals te zien op de afbeelding met de losgehaalde franje van de achterzijde van de stoelzitting.
Wandbespanning
Hoe reconstrueren we een wandbespanning? - vervolg
Kleuranalyse
Het vermoeden was dat er niet-lichtechte kleurstoffen gebruikt waren. Om meer te weten te komen over het oorspronkelijke uiterlijk van de textiel werd daarom contact opgenomen met senior onderzoeker Maarten van Bommel van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) te Amsterdam. Van Bommel is als specialist op het gebied van natuurlijke en synthetische kleurstoffen en organische pigmenten eerder verantwoordelijk geweest voor de analyse van onder meer schilderijen van Van Gogh, borduurwerken van Bonnard en het vloertapijt en veloutébehang uit de linker voorkamer in Museum Willet-Holthuysen.
Scheidingstechnieken
De kleurstoffen analyse wordt door hem uitgevoerd met behulp van de scheidingstechniek High Performance Liquid Chromatography (HPLC) gekoppeld met spectrale analyse door een Photo Diode Array detector. (Klik hier voor meer informatie) Met deze techniek worden monsters van minder dan een milligram geëxtraheerd om de kleurstof in oplossing te brengen waarna dit in een scheidingskolom wordt geïnjecteerd. De samenstellende bestanddelen worden aan het andere uiteinde geanalyseerd op basis van hun spectrum in ultraviolet en zichtbaar licht en de retentietijd in de kolom. Identificatie is gebaseerd op vergelijking met de gegevens uit de RCE referentiebibliotheek van bekende stoffen.
De oorspronkelijke kleur
De oorspronkelijk paarse franjestrengen van de stoel – zie de afbeelding met een monster van de paarse draad – bleken als enige met de synthetische kleurstof fuchsine gekleurd. Fuchsine is niet lichtecht, vandaar dat de strengen nu sterk verkleurd zijn tot een grauw groengeel. In de rode strengen franje is cochenille aangetoond, een stof die afkomstig is van een insectensoort en dus van natuurlijke, dierlijke herkomst.
De pool van de velours bekleding ten slotte bleek gekleurd te zijn met een mengsel van maar liefst drie natuurlijke kleurstoffen; orseille, sandelhout en cochenille. Op de afbeelding hiernaast is een monster van de poolhaartjes van de bekleding te zien. De eerste twee kleurstoffen, het paarsrode orseille en het rode sandelhout zijn niet erg lichtecht, wat de verkleuring verklaart. Het blauwige grondweefsel waarin de mohair pool geweven is bevatte indigo. Waarschijnlijk is de bekleding als geheel oorspronkelijk meer paarsrood geweest, maar de precieze kleur is lastig aan te geven. Veel hangt af van de gevolgde verfmethode en bovendien is de exacte verhouding tussen de kleurstoffen niet meer te achterhalen. Wel is het voor een beter begrip zinvol om verfexperimenten te doen met de gevonden kleurstoffen op monsters ongekleurde velours.
Dat vervolgonderzoek voert Lisca Wurfbain, textielrestaurator Amsterdam Museum uit samen met Maarten van Bommel en Suzan Meijer, textielrestaurator van het Rijksmuseum Amsterdam.
141 keer bekeken