Dagboek

Het schrijven van een dagboek is een uiterst persoonlijke handeling. Hierdoor voelt het haast voyeuristisch om pagina’s uit het dagboek van Christiaan Andriessen (1775-1846) te bekijken. Andriessen hield van 1805 tot 1808 een dagboek bij, waarin hij zowat dagelijks een tekening maakte. Op vaak humoristische wijze legde hij zo een moment uit zijn leven vast. Hij ging bijvoorbeeld vakantie vieren in Vogelenzang, gaf schilderles aan bekoorlijke meisjes of ging met zijn vrienden de kroeg in. In korte, puntige onderschriften becommentarieert hij de wereld om zich heen: “O jee, daar heb ik mijn oorring verlooren,” staat onder een tekening waarop een viertal mensen de grond afspeurt. “Wagt dan moeten we eens zoeken.” Op een andere tekening spreekt een vrouw een jongetje met een bloedend gezicht aan: “wat scheeld er aan jongen? Wel die jongen snijd me daar met een hakmes in mijn smoel.” Gruwelijk, maar treffend – de jongen met het hakmes loopt rechts de afbeelding uit.

 

Christiaan Andriessen, Een jongen op straat aangevallen door een slagersjongen met een hakmes, 1806.

Christiaan Andriessen, Een jongen op straat aangevallen door een slagersjongen met een hakmes, 1806.

Geheimschrift

Had Christiaan een mening die te onvriendelijk was om door Jan en alleman gelezen te worden, schreef hij (delen van) zijn bijschrift in geheimschrift. Elke letter met een puntje erboven moest dan worden vervangen door de letter die ervóór staat in het alfabet. Op deze manier kon hij dan opschrijven dat hij iemand niet mocht, of een opmerking maken die eigenlijk niet gangbaar was. Een voorbeeld hiervan is een tekening waarop een oude vrouw gebogen van de pijn staat; een man op straat is pardoes tegen haar aangelopen. “Ik schaterde van lachen,” schrijft Christiaan er in geheimschrift bij; lachen om een oude vrouw kun je als welopgevoede jongeman natuurlijk niet maken.

 

Kunstbeschouwing

Het Amsterdam Museum bezit tekeningen uit Andriessens dagboek. Één ervan (zie hierboven) laat een kunstbeschouwing zien, een gelegenheid waarbij een verzamelaar zijn huis of collectie openstelde voor jonge kunstenaars en andere geïnteresseerden. Deze beschouwingen waren populair in Amsterdam, en Christiaan tekende er verschillende van. Soms werden ze gehouden in Felix Meritis, maar net zo goed in de huizen van verzamelaars zelf. De tekening in het Amsterdam Museum laat een kunstbeschouwing zien bij Johan Goll van Franckenstein (1756-1821), die aan de Keizersgracht woonde en een grote verzameling werken van Jan Luijken had. Acht mannen staan rond een tafel, waarop de tekeningen en prenten zullen zijn tentoongespreid, maar twee staan met hun rug naar de rest en bekijken de muren, die vol schilderijen hangen. De tekening is in alleen grijze en bruine inkt neergezet, maar straalt desalniettemin een bewonderenswaardige levendigheid uit. Door twee figuren los te zetten van de groep heeft hij de compositie meer dynamiek gegeven en het is niet moeilijk jezelf óók in de kamer van Goll van Frankenstein te plaatsen, aan tafel in het licht van de kroonluchter.

 

Christiaan Andriessen, "Ik wenschte wel eens een reisje naar de maan te doen," 1805.

Christiaan Andriessen, "Ik wenschte wel eens een reisje naar de maan te doen," 1805.

Intimiteit

De onbevangen vorm van een dagboek zorgt ervoor dat Christiaans dagboek een uniek kijkje in het dagelijks leven in Amsterdam geeft: het is om persoonlijke doeleinden getekend en hierdoor uiterst subjectief. De intimiteit en clandestiniteit die het lezen van andermans dagboek met zich meebrengt, blijkt niet te vervagen met de tijd. Zijn dagboek geeft geen gepolijst beeld van het negentiende-eeuwse leven, maar is net zo persoonlijk als dat van het tienermeisje.