Het Mirakel van Amsterdam

In de nacht van 15 op 16 maart 1345 balanceert in een huis in de Kalverstraat, een zieke man op het randje van leven en dood. De pastoor van de huidige Oude Kerk wordt ontboden om hem het Sacrament der Zieken toe te dienen. De man wordt op zijn wenken bediend. Later die avond, braakt hij door ziekte overmand, de hostie weer uit. Zijn braaksel wordt in het haardvuur gegooid, dat opgepord wordt voor de nacht. ‘s Morgens treft de vrouw des huizes tot haar grote verbazing een stralend witte en ongeschonden hostie tussen de smeulende resten van het vuur aan. De hostie wordt in een linnenkist weggeborgen. De gealarmeerde pastoor komt poolshoogte nemen. Als de hostie door hem drie keer in het geheim naar de Oude Kerk wordt gebracht en telkens weer op eigen kracht in de Kalverstraat terugkeert, is het duidelijk: dit is een wonder. Het kleinood wordt in vol ornaat, in een processie van alle in allerijl opgetrommelde geestelijken in de stad naar de Oude Kerk begeleid en vindt er rust.

Het nieuws van de hostie die niet wilde branden verspreidt zich als een lopend vuurtje door de stad. Binnen enkele dagen gonst het van de geruchten. De baljuw stelt een onderzoek in. Op 31 maart vaardigt hij een oorkonde uit waarin hij het wonder erkent. Een jaar later scharrelen de eerste pelgrims al rond het huis van de eens zo zieke man. Datzelfde jaar nog wordt het huis afgebroken en wordt er een 'schoon capel' rondom de haardplaats getimmerd. Na de bouw van deze Kapel ter Heilige Stede zwelt het aantal pelgrims aan tot een menigte die halverwege de vijftiende eeuw niemand meer kan tellen. Amsterdam vaart er wel bij.   

Bij de brand in de Heilige Stede in 1452 bleef de wonderbare hostie ongeschonden, Boëtius à Bolswert, 1639, gravure uit L. Marius, Amstelredams eer ende opcomen door de deckwaerdighe miraklen [..] anno 1345, Antwerpen, 1639, collectie en foto: Stadsarchief Amsterdam

Boëtius à Bolswert, Bij de brand in de Heilige Stede in 1452 bleef de wonderbare hostie ongeschonden, 1639, gravure uit L. Marius, Amstelredams eer ende opcomen door de deckwaerdighe miraklen [..] anno 1345, Antwerpen, 1639, collectie en foto: Stadsarchief Amsterdam

Het mirakel op herhaling

Niet alles is wierookgeur en kaarsenschijn. In het middeleeuwse Amsterdam staan houten huizen als lucifers in een doosje op elkaar gepakt in een wirwar van straatjes. Het is ´spelen met vuur´ en dat vuur is overal; in huis, in de vele werkplaatsen en tijdens de processies die door de straten kronkelen. Ongelukken kunnen nauwelijks uitblijven. Nu en dan gaat het mis en twee keer gaat het zelfs heel erg mis.

In 1421 wordt de Nieuwe Zijde in een rokend hoopje puin veranderd en in 1452 op Sint Urbanusdag worden de Nieuwe en de Oude Zijde in een alles verzengend vuur meegenomen. De Heilige Stede staat in vuur en vlam. Gealarmeerde slotenmakers en smeden snellen toe om het tabernakel open te breken en de monstrans met het ´Alderheyligste´ in veiligheid te brengen. Het lijkt of de hand van God hen tegenhoudt: breekijzers knappen, tangen vallen uiteen, alle pogingen om het Sacrament te redden lopen op niets uit. De redders in nood keren met ´haer voeten ofte schoenen eenichsins verbrant´ huiswaarts. De volgende dag wordt een stralend witte hostie in een ongeschonden monstrans tussen de zwartgeblakerde resten van de kapel teruggevonden. God was even terug in Amsterdam. 

 

De hostie wordt vereerd door Maximiliaan I van Oostenrijk en zijn familie, gravure naar een gebrandschilderd glasraam in de Heilige Stede, Pieter Nolpe, 1625-1650, prent en foto: collectie Stadsarchief Amsterdam

De hostie wordt vereerd door Maximiliaan I van Oostenrijk en zijn familie, gravure naar een gebrandschilderd glasraam in de Heilige Stede, Pieter Nolpe, 1625-1650, prent en foto: collectie Stadsarchief Amsterdam

Nevenwonderen

In de late middeleeuwen worden relieken op echtheid getest door ze aan vuur bloot te stellen. Relieken zijn onbrandbaar; maar meer nog dan de vuurproef gelden wonderen, die door een reliek of een wonderbaarlijke gebeurtenis teweeggebracht zijn als het ‘ultieme bewijs’ van de echtheid van het eerste wonder. De vele nevenwonderen, worden in ´mirakelboekskes´ opgetekend. Het mirakelboek van de Heilige Stede is helaas verloren gegaan. Dankzij Leonardus Marius rector van het Begijnhof (1631-1652), zijn elf van deze wonderen in 1639 in zijn Amstelredams eer ende opcomen opgetekend en zo overgeleverd.

De meeste van deze wonderen verlopen volgens een vast patroon. Wie in nood plechtig belooft de Kapel der Heilige Stede te zullen bezoeken, ontvangt in zijn benarde situatie veelal de gevraagde steun van bovenaf. En voor wie ziek, blind of kreupel of op een andere manier niet met een goede gezondheid gezegend is, brengt een bezoek aan de Heilige Stede eveneens uitkomst. Het recept, drie rondjes rond de mirakelhostie, die op hoogtijdagen in een kristallen monstrans wordt uitgesteld of drie rondjes rond het tabernakel waarin de hostie op overige dagen wordt weggeborgen, doet wonderen.

Dat geldt ook voor Marius’ elftal. Hij beschrijft hoe een wandelaar in een woud bij Utrecht op een avond door de duivel vreselijk wordt toegetakeld. Op weg naar een hospitaal wordt hij halt gehouden door de Maagd Maria die hem influistert dat hij zijn kracht zal herwinnen als hij zich naar de Heilige Stede laat brengen en zich daar rond het tabernakel laat dragen. Dat ervaart ook een door een wonderlijke ziekte bevangen Claris. Zij wordt door vier medezusters op een stoel gepland en zo naar verderop in de Kalverstraat gelegen Heilige Stede gebracht waar ook zij haar rondjes in de kapel maakt. Op eigen kracht keert zij terug naar het klooster. Een vrouw uit Hoorn en haar drie kinderen -in elke arm één en één kind vastgeklemd aan haar rokken- worden van de verdrinkingsdood gered als de marktschuit waarop zij zitten door overbelasting omslaat. En dan is daar de blinde die door het storten van een vurig gebed voor het Heilig Sacrament van zijn kwaal genezen wordt. Ook Maximiliaan van Oostenrijk, de latere keizer, ondervindt de heilzame werking die van de miraculeuze hostie uitgaat aan den lijve. Hij wordt in Den Haag door zeer hoge koortsen overvallen en geneest terstond als hij God belooft de mirakelplaats in Amsterdam te zullen bezoeken. Maximiliaan houdt woord.

Verreweg het ontroerendst is het verhaal van kleine ‘suster Lysbet Franssen’ uit het Maria Magdalenaklooster in Bethaniën. Zij leed aan ´so groote swindelinge´ in haar hoofd en aan ´benautheyt´ om haar hart. Haar zere beentjes werden gewreven en gestoofd ´dat ter ´t vel afginck´. Nadat zij in de Heilige Stede op haar schraagje drie keer om de wonderhostie was gekropen, zette God haar weer met beide benen stevig op de grond: ´en voort ben ick op myn voeten ghesont te huys ghegaen by der gratien Gods’.

 

D´Afbeelding hoe men de magistraet en geestelykheyt der stadt Amsterdam heeft uytgeleydt, en t´scheep gebraght den 26 may 1578, uit Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen door P.C. Bor, Jan Luyken, A 46611, collectie en foto: Amsterdam Museum

D´Afbeelding hoe men de magistraet en geestelykheyt der stadt Amsterdam heeft uytgeleydt, en t´scheep gebraght den 26 may 1578, uit Oorsprongk, begin, en vervolgh der Nederlandsche oorlogen door P.C. Bor, Jan Luyken, A 46611, collectie en foto: Amsterdam Museum

Alteratie

Op 26 mei 1578 vindt in Amsterdam de Alteratie plaats. Amsterdam schaart zich in de Opstand achter Willem van Oranje. Het voornamelijk katholieke stadsbestuur wordt samen met de minderbroeders, gedreven hoeders van het oude geloof, in een vreedzame revolutie letterlijk en figuurlijk aan de dijk gezet. Kloosters en kapellen worden onteigend. De panden krijgen een nieuwe bestemming, de boedel wordt onder de liefdadigheidsinstellingen in de stad verdeeld.

Drie dagen na deze omwenteling wordt de Heilige Stede belaagd. Alles wat aan het door de protestanten zo vermaledijde mirakel herinnert, wordt vernietigd. Het kerkelijk goud en zilver wordt omgesmolten. Kort daarna wordt de Heilige Stede toegewezen aan het Burgerweeshuis. Het doek voor de openlijke verering van het Mirakel valt nu de katholieken zijn verdreven. Alleen een wonder kan het tij nog keren. Maar dat wonder, dat blijft deze keer uit.