De IMC Weekendschool bestaat sinds 1998. Oprichtster, de psycholoog Heleen Terwijn, ontdekte tijdens onderzoek onder leerlingen dat het met hun toekomstverwachtingen bedroefd gesteld was. Haar concept: vrijwillig aanvullend onderwijs op zondag voor scholieren van tien tot veertien jaar. Inmiddels zijn er negen vestigingen, waarvan drie in Amsterdam. Terwijn was een van de kandidaten voor de titel ‘Amsterdammer van het Jaar 2011’.

In november en december 2011 gaf ik er een aantal keren les. We beginnen het vak geschiedenis bij de bron: met bronnen. Hoe kom je iets te weten over het verleden? Omdat ik in een museum werk, gaan we met voorwerpen werken. Bij wijze van introductie heb ik zelf een paar voorwerpen meegenomen uit mijn eigen geschiedenis, zoals een emaille kruisje met een afbeelding van een beschermengel dat ooit boven mijn wieg hing. ‘Waar is het van gemaakt?’ vraag ik de kinderen die in kring om me heen zitten. ‘Plastic met een sticker’. Het kruisje gaat rond en ik vertel dat in veel katholieke gezinnen kruizen hingen. Een van de vrijwilligers, een studente geschiedenis en Hebreeuws, heeft een mezoeza bij zich en legt uit dat die een opgerold papier met gebed bevat ter bescherming van het huis. ‘Zoiets hebben wij ook’, roepen de kinderen enthousiast.’Ik heb een Koran onder mijn matras’. ‘Ik ook’. ‘En bij ons hangt een schilderij met de naam van Allah.’ ‘Mijn moeder heeft een handje van Fatima aan een ketting’. De enige Surinaamse leerling zit stil te luisteren en zegt dan: ‘bij ons krijgen baby’s iets blauws achter hun oren als ze naar buiten gaan om hen te beschermen’. Door het buurtwinkelproject ken ik de gewoonte. In veel Surinaamse toko’s wordt Reckitt's Blue verkocht, dat vroeger ook wel bekend stond als blauwsel om de was helder wit te spoelen. Surinaamse baby’s krijgen een beetje blauw poeder achter hun oren ter bescherming. Dan onderzoeken, meten en beschrijven de kinderen hun eigen voorwerpen, ze proberen te bedenken hoe oud ze zijn en waar ze van gemaakt zijn.

Een week eerder zijn de kinderen naar het Anne Frank huis geweest. Ze waren toen druk en rumoerig, vertelde de studente geschiedenis, maar ze blijken toch heel veel te hebben opgestoken: over het dagboek, over de huisgenoten van Anne, over het lot van de joden. We lezen een aantal fragmenten en vergelijken het dagboek van Anne met hun eigen dagboeken en de berichten die ze plaatsen op Hyves, Facebook en Twitter. Als ze beroemd worden - en dat is bijna iedereen van plan - hoe kunnen mensen in de toekomst dan achterhalen uit hun berichten in de social media hoe zij anno 2011 leefden? En hoe zit het met privacy? Wat schrijven ze op en wie mag dat lezen? Terwijl we in groepjes werken aan hun bericht aan de toekomst, komt het gesprek weer op het kruisje. ‘Ik denk dat je het wel aan mag raken om het te onderzoeken’, zegt een meisje aarzelend, ‘maar thuis hebben mag niet, dat is niet haram’. Het mooie van de Weekendschool is dat het leren wederzijds is. Zij hebben wat over geschiedenis geleerd en ik heb van alles geleerd over het leven en de dromen van Amsterdammertjes waar ik normaal niet zo veel mee in aanraking kom.

Weekendschool

Weekendschool

Twee weken later gaat het over de geschiedenis van Amsterdam. In de tussentijd zijn ze met de studenten geschiedenis de stad in geweest. Een bijzondere ervaring om bij een café op de Zeedijk naar binnen te gaan of door de Jordaan te lopen en een praatje te maken met toeristen. Aan de muur hebben we reproducties van kaarten gehangen en van dit vogelvluchtschilderij van Cornelis Anthonisz uit 1538. ‘Hoe heeft hij dat gemaakt?’ ‘Gewoon vanuit een helikopter’. We krijgen het over google earth en de schaal van kaarten. Een paar leerlingen maken een tijdlijn, vanaf 1200 toen Amsterdam een klein vissersdorpje was tot nu. De rest stort zich enthousiast op het neerleggen van een enorme vloerpuzzel met een speciale stadsplattegrond, die in het museum gebruikt wordt in het educatief programma Mijn Stad.

 

Ze zoeken hun eigen huis en school. Ze wijzen aan hoe klein het Amsterdam van de vogelvluchtkaart was en waar de grachten lopen. Aan de hand van reproducties van schilderijen proberen ze die plekken te vinden op de plattegrond. Om de wat abstracte tijdlijn wat concreter te maken heb ik plaatjes van allerlei vervoermiddelen meegenomen. We hangen ze erbij en ze tekenen zelf ook nog vliegtuigen, schaatsen, een zeppelin en luchtballon. Soms ben ik verrast door wat ze al weten, zoals Hasan die van alles weet van koning Lodewijk Napoleon. Ik vertel wie hij was en zeg met zwaar Frans accent, zoals Beppe Costa ooit deed in de prachtige voorstelling over Lodewijk Napoleon: ‘Ik ben koning van Holland’, waardoor het klinkt als: ‘Ik ben konijn van Holland’. In de andere klas wordt een quiz gespeeld over Amsterdam. Tot slot gaan we naar buiten voor een onderzoekje ter plekke. De lessen zijn in Het Sieraad, een schitterend gebouw aan de Postjesweg. Ik heb een foto bij me van dit schilderij dat de schilder von Dülmen Krumpelmann in de jaren dertig gemaakt heeft van de Postjesweg. Ik maak een foto op dezelfde plek. Geen meisjes met pothoedjes zoals op het schilderij, maar achtste groepers in spijkerbroek, die het niet kunnen laten twee vingers op te steken achter het hoofd van hun klasgenoten.